Thema 2 basisstof 3 De organen voor vertering

2.3 De organen voor vertering
Leerdoelen:

- Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen.
- Je kunt de verteringssappen en enzymen noemen en hun functies.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2.3 De organen voor vertering
Leerdoelen:

- Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen.
- Je kunt de verteringssappen en enzymen noemen en hun functies.

Slide 1 - Slide

MONDHOLTE/KEELHOLTE/SLOKDARM

  • voedsel kauwen --> vergroting van oppervlakte
  • in speeksel zit het enzym amylase dat zetmeel afbreekt
  • peristaltiek in de slokdarm - kneden van voedsel

Uit je hoofd leren!

Slide 2 - Slide

MAAG

  • maagwand bevat kringspieren en lengtespieren.
  • maagsap bevat zoutzuur (HCl) en het eiwitverterend enzym pepsine.
  • maagsap doodt ook bacteriën.
  • maagportier sluit uitgang van de maag af.

Uit je hoofd leren!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

GAL


  • De lever produceert gal. 
  • Gal emulgeert vetten.
  • Gal wordt opgeslagen in de galblaas en gaat naar de twaalfvingerige darm als het nodig is.



Uit je hoofd leren!

Slide 5 - Slide

ALVLEESKLIER


  • De alvleesklier produceert alvleessap. 
  • Alvleessap bevat veel enzymen. Ze verteren eiwitten (tryptase), koolhydraten (amylase) en vetten (lipase).
  • Alvleessap wordt toegevoegd aan de twaalfvingerige darm.



Uit je hoofd leren!

Slide 6 - Slide

Naast enzymen wordt er ook gal aan het voedsel toegevoegd. In welk deel van het verteringskanaal wordt gal aan het voedsel toegevoegd?
A
twaalfvingerige darm
B
dunne darm
C
dikke darm
D
slokdarm

Slide 7 - Quiz

Enkele beweringen over gal:

1) Gal bevat enzymen voor de vetvertering
2) Gal verdeelt grote vetdruppeltjes in kleinere vetdruppeltjes
3) Gal wordt gemaakt in de lever

Welke beweringen is/zijn juist?
A
bewering 1 en 3
B
bewering 1 en 2
C
bewering 2 en 3
D
bewering 1, 2 en 3

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

DUNNE DARM

  • Darmsapklieren produceren darmsap.
  • Enzymen uit darmsappen verteren koolhydraten, eiwitten en vetten.
  • Bevat darmplooien en darmvlokken = oppervlaktevergroting.
  • In de darmvlokken bevinden zich bloedvaten.
  • Opname voedingsstoffen in het bloed.

Uit je hoofd leren!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

PERISTALTIEK DUNNE DARM
  • kringspieren en lengtespieren - door afwisselend samentrekken peristaltische bewegingen in dunne darm
  • kneedbewegingen
  • ook peristaltiek in slokdarm, maag en dikke darm

Slide 12 - Slide

DIKKE DARM

  • opname water in het bloed - voedselbrij wordt dikker
  • bacteriën in dikke darm verteren cellulose (vezels) en produceren vitamine K.
  • de dikke darm gaat over in de endeldarm (opslag ontlasting).
  • anus: ontlasting verlaat lichaam.

Uit je hoofd leren!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

In welke organen kunnen eiwitten verteerd worden?
A
mond en slokdarm
B
mond en maag
C
maag en dunne darm
D
dunne en dikke darm

Slide 15 - Quiz

Enzymen uit de dunne darm zijn bedoeld voor de vertering van:
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Zowel eiwitten, vetten en koolhydraten

Slide 16 - Quiz

De enzymen in maagsap zijn bedoeld voor de vertering van:
A
Eiwitten
B
Vetten
C
Koolhydraten
D
Zowel eiwitten, vetten en koolhydraten

Slide 17 - Quiz

Rauw vlees, vooral van kippen en varkens, kan besmet zijn met ziekteverwekkende bacteriën zoals Salmonella en Campylobacter. Als deze bacteriën in het verteringskanaal terechtkomen, kunnen ze onder andere diarree veroorzaken. Bij diarree is de ontlasting dun en waterig doordat de onverteerde resten niet genoeg zijn ingedikt.

Hoe heet het deel van het verteringskanaal waarin onverteerde resten worden ingedikt?

Slide 18 - Open question

Vier beweringen over de spijsvertering zijn:
1) maagsap bevat een enzym dat eiwitten verteert
2) toevoeging van maagsap aan de spijsbrij verhoogt de pH daarvan
3) gal bevat een enzym dat vetten verteert
4) opname van stoffen naar het bloed vindt alleen plaats vanuit de dunne darm
Welke beweringen zijn juist? Kies 2 beweringen!! Noem alleen het nummer met - ertussen.

Slide 19 - Open question

Wat heb je geleerd?

Je weet nu hoe t werkt van mond tot kont.
Je kent de spijsverteringsklieren en de enzymen.
Je weet welke voedingsstof waar verteerd wordt.
Je weet dat de voedingsstoffen naar het bloed gaan via de dunne darm!

Slide 20 - Slide

HUISWERK
LEER thema 2 basisstof 3
Maak opdracht 1 t/m 3 en 5 t/m 8

Maak nu eerst opdracht 1

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

  1. mond - of keelholte
  2. slokdarm
  3. lever
  4. galblaas
  5. maagportier
  6. twaalfvingerige darm
  7. blinde darm
  8. appendix (wormvormig aanhangsel)
  9. anus
  10. speekselklieren
  11. maagwand/maagsapklieren
  12. galbuis
  13. maag
  14. alvleesklier
  15. dikke darm
  16. dunne darm
  17. darmwand/darmsapklieren
  18. endeldarm

Slide 23 - Slide