This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Oefentoets Voeding en vertering 4M
Slide 1 - Slide
Wat is de functie van mineralen?
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Beschermende stof
D
Reserverstof
Slide 2 - Quiz
Bij welk nummer komen darmvlokken en darmplooien voor?
A
2
B
9
C
13
D
7
Slide 3 - Quiz
Hoe heet onderdeel nummer 3?
A
Maag
B
Alvleesklier
C
Dunne darm
D
Dikke darm
Slide 4 - Quiz
Hoe heet onderdeel 8?
A
Dikke darm
B
12-vingerige darm
C
Galblaas
D
Dunne darm
Slide 5 - Quiz
Welk onderdeel van de schijf van vijf bevat veel koolhydraten?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 6 - Quiz
Donny zegt: Gal is geen enzym. Ben zegt: Gal verteert vetten. Wie heeft gelijk?
A
Donny
B
Ben
C
Allebei
D
Geen van beiden
Slide 7 - Quiz
De alvleesklier wordt aangegeven met letter ...?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 8 - Quiz
De lever wordt aangegeven met letter...?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 9 - Quiz
In een klas hangt een poster die het verteringsstelsel als een fabriek voorstelt (zie de afbeelding). Het deel dat aangegeven wordt met letter P stelt een klier voor. Geef de naam van deze klier.
A
Alvleesklier
B
Galblaas
C
Dunne darmsap klier
D
Speekselklier
Slide 10 - Quiz
Pim eet ’s morgens om 8 uur zijn ontbijt. Hoeveel uur later zullen er op zijn vroegst onverteerde resten uit dit ontbijt terug te vinden zijn in de ontlasting van Pim, volgens de gegevens uit de afbeelding?
A
3-5 uur
B
5-10 uur
C
20-30 uur
D
40-60 uur
Slide 11 - Quiz
Hoe heet onderdeel A?
A
Luchtpijp
B
Slokdarm
C
Maag
D
Endeldarm
Slide 12 - Quiz
Hoe heet onderdeel 13?
A
Slokdarm
B
Poortader
C
Darmvlok
D
Endeldarm
Slide 13 - Quiz
De voeding van deze Afrikaanse hardlopers verschilt niet veel van die van andere Oost-Afrikanen. Net als die eten ze veel groente en fruit, weinig vlees of vis en veel graanproducten.
Vooral voedingsmiddelen met veel zetmeel leveren energie voor het hardlopen. Welke van de genoemde voedingsmiddelen bevatten vooral veel zetmeel?
A
Graanproducten
B
Vlees
C
Groente en fruit
D
Vis
Slide 14 - Quiz
In informatie 3 is het verteringskanaal van een paard afgebeeld. Welke twee cijfers geven delen aan waarin volgens de informatie veel micro-organismen leven?
A
2+3
B
4+5
C
3+5
D
7+8
Slide 15 - Quiz
Verteerde voedingsstoffen en door micro-organismen afgebroken koolhydraten worden in het bloed opgenomen en naar de lever gevoerd.
Hoe heet het bloedvat waardoor deze stoffen vanuit het verteringsstelsel (de dunne darm)naar de lever worden gevoerd?
A
Darmader
B
Darmslagader
C
Poortader
D
Onderste holle ader
Slide 16 - Quiz
De maag van een koe bestaat uit verschillende delen. De overige delen van het verteringskanaal hebben dezelfde namen als bij de mens. In de tekst staat dat methaan het verteringskanaal van de koe verlaat via boeren en winden. Passeert dit gas dan de endeldarm? En passeert dit gas dan de slokdarm?
A
Alleen endeldarm
B
Alleen slokdarm
C
Beiden
D
Geen van beiden
Slide 17 - Quiz
Veel koolsoorten bevatten vezels. Koolhydraten in die vezels worden door menselijke enzymen in het verteringskanaal niet verteerd. Bacteriën in het verteringskanaal breken deze onverteerbare koolhydraten wel af.
In welk deel van het verteringskanaal komen veel bacteriën voor die onverteerbare resten afbreken?
A
12-vingerige darm
B
Dunne darm
C
Dikke darm
D
Endeldarm
Slide 18 - Quiz
In een proefopstelling staan 4 reageerbuizen. Buis 1 en 2 staan bij 37 graden Celsius. Buis 3 en 4 bij 20 graden Celsius. De buizen bevatten het volgende: 1: zetmeeloplossing + maagsap 2: zetmeeloplossing + speeksel 3: zetmeeloplossing + maagsap 4: zetmeeloplossing + speeksel Welke buis zal na een tijdje het minste zetmeel bevatten?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 19 - Quiz
Terwijl het voedsel door het verteringskanaal gaat, worden er onder andere enzymen aan toegevoegd. In de afbeelding is een aantal delen van het verteringskanaal met letters aangegeven. Geef de letters van de twee delen van het verteringskanaal waarin verteringsenzymen aan het voedsel worden toegevoegd
A
A en B
B
A B en C
C
B en C
D
C en D
Slide 20 - Quiz
Naast enzymen wordt er ook gal aan het voedsel toegevoegd.
In welk deel van het verteringskanaal wordt gal aan het voedsel toegevoegd?
A
Dunne Darm
B
Endeldarm
C
Maag
D
12-vingerige darm
Slide 21 - Quiz
Een van de gevolgen van levercirrose is dat er minder gal vanuit de lever via de galbuis naar het verteringskanaal wordt afgevoerd. Hierdoor worden vetten uit het voedsel mindegoed door verteringsenzymen afgebroken.
In welk deel van het verteringskanaal komt de galbuis uit?
A
Endeldarm
B
Maag
C
Mond
D
12-vingerige darm
Slide 22 - Quiz
Een schapenmaag bestaat uit vier delen. In welk deel van een schapenmaag bevinden zich verteringsklieren?
A
Pens
B
Lebmaag
C
Boekmaag
D
Netmaag
Slide 23 - Quiz
Wat is de functie van het grote orgaan op de afbeelding bij de spijsvertering?
A
Gal verwijderen
B
Gal maken
C
Gal opslaan
D
Gal verteren
Slide 24 - Quiz
Welke darm heeft geen functie in je lichaam?
A
Dikke darm
B
Dunne darm
C
Blinde darm
D
Slokdarm
Slide 25 - Quiz
Darmvlokken spelen een rol bij de opname van het grootste deel van de verteerde voedingsstoffen. In welk deel van het verteringsstelsel bevinden zich darmvlokken?
A
in de slokdarm
B
in de maag
C
in de dunne darm
D
in de dikke darm
Slide 26 - Quiz
Waar of niet waar: 1. Het maagportier = kringspier die de maag afsluit
2. Darmplooien en darmvlokken zitten in de wand van de dunne darm en vergroten het oppervlak waardoor opname van de verteerde voedingsstoffen in het bloed snel en makkelijk gaat.
A
1 waar
2 nietwaar
B
1 niet waar
2 waar
C
Beide waar
D
Beide nietwaar
Slide 27 - Quiz
Je leest hier een aantal beweringen: I Door de dikke darm worden vetten opgenomen. II In de dikke darm zitten darmvlokken. III In de dikke darm leven bacteriën.
Welke bewering is/welke beweringen zijn onjuist?
A
I en II zijn onjuist.
B
III is onjuist.
C
I, II en III zijn onjuist.
D
I is onjuist
Slide 28 - Quiz
In het gebit van een zeehond zitten snijtanden en scherpe kiezen. Ook heeft hij grote hoektanden. Bij welke groep dieren hoort een zeehond?
A
Alleseters
B
Vleeseters
C
Planteneters
Slide 29 - Quiz
Bij dieren komen alleseters, planteneters en vleeseters voor. Welke van deze groepen behoren tot de consumenten?
A
planteneters
B
alleseters en vleeseters
C
planteneters en vleeseters
D
alleseters, planteneters en vleeseters
Slide 30 - Quiz
Mensen zijn....
A
Vleeseters
B
Planteneters
C
Alleseters
Slide 31 - Quiz
A
De alvleesklier
B
De lever
C
De maag
D
De speekselklier
Slide 32 - Quiz
Planteneters
Vleeseters
Alleseters
Knobbelkiezen
Knipkiezen
Plooikiezen
Kort verteringskanaal
Lang verteringskanaal
Middellang verteringskanaal
Slide 33 - Drag question
Wat is de functie?
speeksel
maagsap
gal
darmsap
alvleessap
voedsel smeuig maken, start vertering van zetmeel
doden bacterien vertering eiwitten
emulgeert vetten: grote vetdruppels worden kleine vetdruppels
vertering eiwitten, vetten en koolhydraten afmaken
vertering vetten, eiwitten en koolhydraten
Slide 34 - Drag question
Wel of niet verteren?
Moeten deze voedingsstoffen wel of niet worden verteerd?
wel verteren
niet verteren
koolhydraten
eiwitten
mineralen
vitaminen
vetten
water
voedingsvezels
Slide 35 - Drag question
Maagsap
Gal
Speeksel
Alvleessap
Zetmeel verteren
Koolhydraten, eiwitten, vetten verteren
Vetten emulgeren
Alleen eiwitten verteren
Slide 36 - Drag question
Chemische vertering
Mechanische vertering
Enzymen
Kauwen
Om voedsel beter te kunnen doorslikken
Oppervlakte vergroting
Verteringssappen
O.a. in de maag
Slide 37 - Drag question
Tandglazuur
Kaak
Tandvlees
Tandbeen
Bloedvaten en zenuwen
Slide 38 - Drag question
Twaalfvingerige darm
keelholte
dunne darm
lever
slokdarm
dikke darm
endeldarm
maag
alvleesklier
Zet ze op volgorde hoe eten van je mond naar je kont gaat. Begin dus waar het eten het verteringskanaal in gaat.
Er staan organen tussen die wel bij het verteringsstelsel horen maar waar geen voedsel doorheen gaat. Zet daar 'hier gaat je eten niet doorheen' achter.
1
2
3
4
5
6
7
hier gaat je eten niet doorheen
hier gaat je eten niet doorheen
Slide 39 - Drag question
Welke verteringsappen kunnen eiwitten verteren? Sleep alleen de verteringsappen die dat kunnen naar het vak.