kunststromingen

kunststromingen 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
Grafische VormgevingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

kunststromingen 

Slide 1 - Slide

hoe komt een kunststroming tot stand
Deze ontstaat meestal doordat een kunstcriticus er een naam op plakt. Denk hierbij aan kubisme, surrealisme, impressionisme  

Slide 2 - Slide

Wat weet je na deze les
  • Welke kunststromingen er zijn
  • Welke bekende kunstenaars bij de stromingen horen
  • Je weet/ hebt een idee welke kunststroming je wilt gaan gebruiken voor 'kunst in de kast

Slide 3 - Slide

kunststromingen

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Link

Middeleeuwse kunst
  • 1000- 1200
  •  Kunst is verbonden met een betekenis.
  • Kunst dient om te leren

Slide 6 - Slide

renaissance
kenmerken
  • 1400-1600
  • sterke oriëntatie met klassieke oudheid.
  •  De mens kwam meer centraal te staan. Religie en het leven na de dood verdween meer naar de achtergrond
  • Kennis en brede ontwikkeling werden belangrijk. 
Geboorte van Venus- Boticelli

Slide 7 - Slide

Mona Lisa, Leonarda da Vinci
De toren van Babel, Pieter Bruegel de Oude
de tuin van Eden
Jeroen Bosch
De hand van God- Michelangelo 

Slide 8 - Slide

Barok 
  • 1600-1720
  •  extreem realisme
  • dramatische effecten
  • sterke licht/ donker contrasten
  • veel emotie op gezichten
  • veel vaart en beweging, drukke figuren
  • berekende dieptebewerking

Slide 9 - Slide

Carravagio-  Judith onthoofd Holofernes, 1598
Rembrandt van Rijn- De Nachtwacht ,  1642
Johannes Vermeer- Het Melkmeisje
1660
Gian Lorenzo  Bernini- Anima Dannata,                        1619

Slide 10 - Slide

rococo
De Winter- Jacob de Wit, 1760
  • 1720- 1755
  •  Rijke versieringen en vloeiende vormen
  • Lieflijk en luchtig karakter
  • Zachte pastelkleuren

Slide 11 - Slide

Marie Fargues- Jean Etienne Liotard, 1756- 1758 
Abraham Roentgen, 1758
13 banen goudleer

Slide 12 - Slide

Romantiek
  • 1790- 1850
  •  Landschappen en ongerepte natuur
  • Sprookjeswereld
  • Idealisering van de werkelijkheid
  • Dromen, nachtmerries en gruwelijke taferelen
  • De Middeleeuwen 
Burning of the houses of lords and commons- William Turner, 1834

Slide 13 - Slide

De vrouwen van Algiers, Delacroix
Kloosterbegraafplaats in de sneeuw- Friedrich, 1818
Reading by the window- Charles James Lewis

Slide 14 - Slide

Impressionisme
  • 1870- 1910
  • Onderwerpen uit de directe omgeving
  •  Licht, kleur en atmosfeer zijn van belang.
  • Snelle en directe schildertechniek (plein- air schilderen
  • Kleur in de schaduwen
  • Door de invloed van de fotografie meer toevallige composities en afsnijdingen.  
De Japanse brug en waterlelies- Claude Monet , 1899

Slide 15 - Slide

Jugendstil/ Art Nouveau
  • 1880- 1914
  • Gebruik van moderne technieken.
  • Afkeer van symmetrie
  • Dominantie van bloem- en vogelmotieven
  •  Inspiratiebron is de natuur
  • Kleuren en gebogen vormen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Art Deco
  • 1920- 1939
  •  Strakke eenvoudige vormgeving
  • Geometrische patronen. 
  • Vertikale lijnen
  • Beperkt kleurgebruik

Slide 18 - Slide

Eileen Gray
Chrysler Building, New York, William van Alen

Slide 19 - Slide

Expressionisme
  • 1905- 1940
  •  Gevoelens en ervaringen uitdrukken door kunst
  • Vervormen van de zichtbare werkelijheid
  • Felle kleuren
  • Grillige beelden
  • Slordige schildertechniek
  • Platte vlakken
  • Foutief perspectief 
De schreeuw- Edward Munch

Slide 20 - Slide

Kubisme

  • Verregaande vereenvoudiging.
  • Afgevlakt volume
  • Perspectief vanuit meerdere standpunten.
  • Vormen zijn vlak en vermenigvuldigd.
Spaanse vrouw, Picasso

Slide 21 - Slide

Huis van Wotruba- Wotruba

Slide 22 - Slide

Dadaïsme

  • 1916- 1924
  • Systematisch negativisme
  • Gebruik van collages
  • Absolute artistieke vrijheid
  • Kunst is niks en alles is kunst

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Surrealisme
  • 1924- 1940
  •  Realistische stijl met onverwachte combinaties
  • Geen eenheid tussen de verschillende kunstenaars

Slide 25 - Slide

Schip met vlinders, Dali
Max Ernst

Slide 26 - Slide

De stijl
1917- 1932
  • Streven naar harmonie en evenwicht.
  • Geometrische vormen.
  • Primaire kleurvlakken
  •  Zwart, wit en grijs. 
  • horizontale en verticale lijnen Tekst
Mondriaan

Slide 27 - Slide

Stoel- Gerrit Rietveld

Slide 28 - Slide

Bauhaus
  • 1919- 1932
  • Kunstenaarsschool
  • Moderne architectuur ten dienste van de arbeidersklasse
  • Efficiënt, functioneel en elegante meubelstukken 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Abstract expressionisme
  • 1946-  1960
  • Beïnvloed door kubisme, expressionisme en surrealisme
  • Creëerde nieuwe mogelijkheden voor de kunstenaar.  
Kleurenstudie, Kadinsky

Slide 31 - Slide

Free form, Jackson Pollock
Mark Rothko

Slide 32 - Slide

Pop- Art
  • 1956- 1965
  •  Alledaagse gebruiksvoorwerpen
  • Stripverhalen.
  • Reclame, televisie, kranten en tijdschriften
  • Decoratief, zelden een diepere betekenis. 
Andy Warhol

Slide 33 - Slide

Keith Haring
Dropped cone, Claes Oldenburg

Slide 34 - Slide

Minimalisme
  • 1960- heden
  •  Eenvoudige middelen
  • Spanning creëren 

Slide 35 - Slide

Cor-ten steel works- 
Donald Judd

Slide 36 - Slide

Anti- design art

  • 1966- 1980
  •  Opvallende kleuren
  • Schaalvervorming
  • Gebruik van ironie en kitsch
Panton chair- Verner Panton

Slide 37 - Slide

Willem Zwiers

Slide 38 - Slide

Rag chair- Droog design
Droog design
  • 1993- heden
  • Goedkope, industriële materialen.
  • Gevonden voorwerpen
  • Eenvoud en humor  

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Hedendaagse kunst
  • 1985- heden
  •  Geen stromingen of kaders
  • Materiaal is het middel om tot een kunstwerk te komen
  • De commerciële markt bepaald of het kunstwerk geslaagd is of niet. 
  • Trends en ontwikkelingen
  • Wereldkunst 
Banksy

Slide 41 - Slide

Sterling Ruby
Thomas Schütte
Marlene Dumas

Slide 42 - Slide

Websites
https://www.mad-art.eu/nl/kunststromingen
https://onlinegallery.art/nl/blog/de-25-belangrijkste-europese-hedendaagse-kunstenaars-1126/

Slide 43 - Slide

Wat hoort niet bij de renaissance?
A
Kennis
B
klassieke oudheid
C
Abstract
D
brede ontwikkeling

Slide 44 - Quiz

Het gebruik van vodden hoort bij welke stroming?
A
Bauhaus
B
Rococo
C
Minimalisme
D
Droog design

Slide 45 - Quiz

Banksy is een voorbeeld van....
A
Straatkunst
B
Minimalisme
C
Hedendaagse kunst
D
Pop-art

Slide 46 - Quiz

Bij welke stroming is de natuur een veel gebruikt onderwerp
A
Jugendstil
B
Kubisme
C
Impressionisme
D
Expressionisme

Slide 47 - Quiz

Bij welke stroming hoort
deze stoel?
A
Bauhaus
B
De Stijl
C
Pop- art
D
Hedendaagse kunst

Slide 48 - Quiz

Welke kunststroming komt als laatste?
A
Barok
B
Renaissance
C
Romantiek
D
Rococo

Slide 49 - Quiz

Welke stroming spreekt jou het meeste aan?

Slide 50 - Open question