Taalcompleet B1 thema 4.4

Taalcompleet B1 thema 4.4  budget en schulden
Budget en schulden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Taalcompleet B1 thema 4.4  budget en schulden
Budget en schulden

Slide 1 - Slide

Sommige mensen .................. veel tijd .......... een hobby.
A
besteden aan
B
staan rood
C
houden over
D
willen met

Slide 2 - Quiz

Auto's rijden op ........................... of op stroom.
A
budget
B
brandstof
C
uitgave
D
toeslag

Slide 3 - Quiz

Met mijn ........................ kan ik niet elke maand nieuwe kleding kopen.
A
budget
B
abonnement
C
tegenwoordig
D
luxe

Slide 4 - Quiz

Sporten is goed voor je lichaam.
............................ geeft het je ook energie.
A
Ondanks
B
Behalve
C
Nooit
D
Daarnaast

Slide 5 - Quiz

Je moet ............................... €7,- betalen voor je pasje in de sportschool.
A
wekelijks
B
eenmalig
C
dagelijks
D
altijd

Slide 6 - Quiz

Dit heb je nodig van de bank als je een huis wilt kopen.
A
een discotheek
B
een bibliotheek
C
een hypotheek
D
een orthotheek

Slide 7 - Quiz

Iedereen moet belasting betalen over zijn ...............................................
A
kinderopvang
B
vakanties
C
luxe
D
inkomsten

Slide 8 - Quiz

Wanneer kan je kinderbijslag aanvragen?

Slide 9 - Open question


A

Slide 10 - Quiz

Wanneer sta ik rood?
A
Wanneer ik meer geld uitgeef dan ik heb.
B
Wanneer ik evenveel geld uitgeef als ik heb.
C
Wanneer ik minder geld uitgeef dan ik heb.
D
Wanneer ik niets koop.

Slide 11 - Quiz

....................... was een grote uitgave.
A
De som
B
De appel
C
Mijn nieuwe auto
D
Het budget

Slide 12 - Quiz

Wat zijn GEEN vaste lasten?
A
gas
B
water
C
salaris
D
hypotheek

Slide 13 - Quiz

Welk abonnement heb jij?

Slide 14 - Open question

Ik heb dit jaar ............uitgegeven
en .......... geld bespaard.
A
veel - een hoop
B
weinig - een hoop
C
veel - de brandstof
D
weinig - rood staan

Slide 15 - Quiz

Ik houd van ..........: een dure auto, merkkleding en verre vakanties.
A
kinderopvang
B
de verzekering
C
luxe
D
de hypotheek

Slide 16 - Quiz

Wat is kinderopvang?

Slide 17 - Open question

.......................... heeft bijna
iedereen een telefoon.
A
Gisteren
B
Een hoop
C
Besteden aan
D
Tegenwoordig

Slide 18 - Quiz