Aufgabe 5 (blz. 116-117): Lees de tekst op blz. 116. Maak daarna opdracht B op blz. 117.
Er staan 6 uitspraken: welke uitspraak past bij welke persoon?
Aufgabe 6 (blz. 117):
Zoek in de leestekst naar 3 sportsoorten (Sportarten) en 3 sportcomplexen (Sportstätten). Schrijf die in de bovenste lege vakjes.
Daaronder schrijf je nog 3 sportsoorten & sportcomplexen uit woordenlijst A + B (zie blz. 140.