Woche 49

H2 Duits, week 49
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

H2 Duits, week 49

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht
Vertaal de bezittelijke 
voornaamwoorden (let op de uitgang!):

1. mein Vater (mijn)
6. seine Freizeit (zijn)
2. Ihre Gitarre (uw)
7. ihr Foul (hun) 
3. unser Sportplatz (ons)
8. dein Kumpel (jouw)
4. deine Mannschaft (jouw) 
9. meine Tochter (mijn) 
5. euer Spiel (jullie) 
10.  Rechnung (jullie) 

Slide 3 - Slide

Diese Woche (H2c):
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
Woordjes G
D: Lesen (1/2)
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
D: Lesen (2/2)
Herhaling Grammatik C + E
An die Arbeit
Hausaufgaben
Montag (40 Min.)

Beginopdracht
Toetsstof
Uitleg Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Diese Woche (H2d):
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
Woordjes G
D: Lesen (2/2)
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C + E
An die Arbeit
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

Beginopdracht
Toetsstof
Uitleg Grammatik E
An die Arbeit
D: Lesen (1/2)
Hausaufgaben

Slide 5 - Slide

Toetsstof
- Woordjes: 
Kapitel 4: alle woordjes, beide kanten op (NL-DU en DU-NL). Zie blz. 140-141.

- Grammatica: 
Kapitel 3: Grammatik C en E (blz. 110) 
Kapitel 4: Grammatik C en E (blz. 143-144)

- Lezen

Slide 6 - Slide

Grammatik E
- Ezelsbruggetje zwakke werkwoorden vervoegen: 

- Uitzondering Kapitel 3? 

- Nu: Grammatik E --> werkwoorden met een stam op -d- of -t-. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Grammatik E
Bij werkwoorden met een stam op -d- of -t-

krijg je bij de personen du, er/sie/es en ihr

een tussen-E! 

Voltooid deelwoord = ge + stam + et (hier ook een tussen-e!)

Slide 9 - Slide

kosten (= kosten)
melden (= melden)
ich 
kost
meld
du
kost
meld
er/sie/es/man
kost
meld
wir
kost
meld
ihr
kost
meld
sie/Sie
kost
meld
voltooid deelwoord
...kost...
...meld...

Slide 10 - Slide

An die Arbeit
- Aufgabe 18 (blz. 124): 
Lees de zinnen en onderstreep de juiste werkwoordsvorm. 

- Aufgabe 19 (blz. 125): 
A = Schrijf de juiste vorm van het werkwoord op (tegenwoordige tijd)
B = Schrijf in elke zin een werkwoord van A in de juiste vorm. 
Let op: Je moet soms ook een voltooid deelwoord gebruiken!

Klaar? --> Door met lezen, Aufgabe 16, blz. 122. 

Slide 11 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Maken: Aufgabe 18 + 19 (blz. 124-125).

- Leren: woordjes D/F, tweede helft, "etwas sammeln" t/m "üben" (blz. 140).

Slide 12 - Slide

Beginopdracht
Zet het werkwoord
in de goede vorm, in je schrift: 
1. ich rede
6. wir arbeiten
2. du antwortest
7. ihr meldet
3. er findet
8. Sie beobachten
4.  sie (ev) landet
9. ich habe gebadet
5. es kostet
10. du hast gewartet

Slide 13 - Slide

Diese Woche (H2c):
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
Woordjes G
D: Lesen (1/2)
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
D: Lesen (2/2)
Herhaling Grammatik C + E
An die Arbeit
Hausaufgaben
Montag (40 Min.)

Beginopdracht
Toetsstof
Uitleg Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 14 - Slide

Diese Woche (H2d):
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
Woordjes G
D: Lesen (2/2)
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C + E
An die Arbeit
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

Beginopdracht
Toetsstof
Uitleg Grammatik E
An die Arbeit
D: Lesen (1/2)
Hausaufgaben

Slide 15 - Slide

Herhaling Grammatik E
- Wat gebeurt er met werkwoorden met een stam die eindigt op een -d- of een -t-? 

tussen-e

- Bij welke personen geldt de tussen-e?
du, er/sie/es, ihr + voltooid deelwoord 



Slide 16 - Slide

Woordjes G
blz. 141

Slide 17 - Slide

D: Lesen
H2c: Aufgabe 16, blz. 122: 
Lees de tekst en kruis aan of de beweringen richtig of falsch zijn. Bij Korrektur schrijf je wat het antwoord wél is. 

H2d: Aufgabe 16, blz. 123: 
Lees de tekst en kruis aan of de beweringen richtig of falsch zijn. Bij Korrektur schrijf je wat het antwoord wél is. 


Slide 18 - Slide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken: Aufgabe 16 (blz. 122)

- Leren: woordjes G, eerste helft, "der Abend" t/m "fehlen" (blz. 141).


Slide 19 - Slide

Beginopdracht
Vertaal: 

Versie A
Versie B
1. de avond
1. de ochtend
2. de namiddag
2. de nacht
3. buiten
3. binnen
4.  aanbevelen
4. ontbreken
5. bijna
5. 's avonds

Slide 20 - Slide

Diese Woche (H2c):
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
Woordjes G
D: Lesen (1/2)
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C + E
D: Lesen (2/2)
An die Arbeit
Hausaufgaben
Montag (40 Min.)

Beginopdracht
Toetsstof
Uitleg Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 21 - Slide

Diese Woche (H2d):
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
Woordjes G
D: Lesen (2/2)
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik C + E
An die Arbeit
Hausaufgaben
Montag (80 Min.)

Beginopdracht
Toetsstof
Uitleg Grammatik E
An die Arbeit
D: Lesen (1/2)
Hausaufgaben

Slide 22 - Slide

Herhaling Grammatik C
- Wanneer krijg je een -e- achter een onbepaald lidwoord (eine) of een bezittelijk voornaamwoord (bijv.: meine, unsere)


Slide 23 - Slide

Herhaling Grammatik C
Vater
Mutter
Kind
Eltern
mijn
mein
meine
mein
meine
jouw
dein
deine
dein
deine
zijn
sein
seine
sein
seine
haar
ihr
ihre
ihr
ihre
ons/onze
unser
unsere
unser
unsere
jullie
euer
eure
euer
eure
hun/Uw
ihr/Ihr
ihre/Ihre
ihr/Ihr
ihre/Ihre

Slide 24 - Slide

Herhaling Grammatik E
- Wat gebeurt er met werkwoorden met een stam die eindigt op een -d- of een -t-? 

tussen-e

- Bij welke personen geldt de tussen-e? 
du, er/sie/es, ihr & voltooid deelwoord

Slide 25 - Slide

warten (= wachten)
baden (= zwemmen)
ich 
warte
bade
du
wartest
badest
er/sie/es/man
wartet
badet
wir
warten
baden
ihr
wartet
badet
sie/Sie
warten
baden
voltooid deelwoord
ich habe gewartet
ich habe gebadet

Slide 26 - Slide

D: Lesen
- Aufgabe 16, blz. 122: 
Lees de tekst en kruis aan of de beweringen richtig of falsch zijn. Bij Korrektur schrijf je wat het antwoord wél is. 

- Aufgabe 16, blz. 123: 
Lees de tekst en kruis aan of de beweringen richtig of falsch zijn. Bij Korrektur schrijf je wat het antwoord wél is. 


Slide 27 - Slide

An die Arbeit - voornaamwoorden
- Maken: Training Kapitel 3 + 4 

Aufgabe 1 (blz. 170): 
Onderstreep de juiste vorm van ein(e) of kein(e)

Aufgabe 2 (blz. 172):
Onderstreep telkens de juiste vorm. 


Slide 28 - Slide

An die Arbeit - werkwoorden
- Maken: Training Kapitel 3 + 4

Aufgabe 3 (blz. 170): 
Zet de werkwoorden in de kantlijn in de juiste vorm. 

Aufgabe 1 (blz. 172):
Zet de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm. 


Slide 29 - Slide

Hausaufgaben für Montag
- Maken:
Training Kapitel 3: Aufgabe 1 & 3 (blz. 170)
Training Kapitel 4: Aufgabe 1 & 2 (blz. 172) 

Klaar? Ga je woordjes leren: 
- Leren: woordjes G, tweede helft, "feige" t/m "vormittags" (blz. 141).


Slide 30 - Slide