Zum Beispiel:
1 Woont u in Münster? Hoe lang woont u al in Münster?
2 Wat bent u aan het doen. Waar bent u naar onderweg.
3 Bent u al eens in Nederland geweest? Hoe was dat? Wilt u een keer naar Nederland?
4 Wat is de mooiste plek van Münster? Hoe kom je daar? Is het ver?
5 Zou u ergens anders willen wonen in Duitsland? Waar? Waarom? Hoe lang is dat reizen van hier?
6 Vraag bijvoorbeeld waar je een bakker kunt vinden.
7 Vraag in een winkel waar iets ligt.
8 Bestel je eten en drinken in het Duits. (Ik zou graag een ...... willen)