Week 21, les 2, 2H K4 Grammatik A und B

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Lezen

Startaufgabe:

Nimm das Lesebuch, in dem du schon gelesen hast, und lese darin weiter.

Programm

• Lesen
• Grammatik A
• Grammatik B

Toets inhalen*

Dienstag 9. Januar 2024

Lernziele

• Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  
• Je kunt het voltooid deelwoord gebruiken.

Maak aantekeningen!!

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd

FEESTTENTEN-REGEL

Hoofdregel (feesttenten)

	FE-
ich	spiel e
du	spiel st
er / sie / es	spiel t
wir	spiel en
ihr	spiel t
sie / Sie	spiel en

Uitzonderingen - (e)ettenten

ich	heiß e
du	heiß t
er / sie / es	heiß t
wir	heiß en
ihr	heiß t
sie / Sie	heiß en

de EETTENTEN-regel gebruik je als de stam op een -s, -ss, -ß, -x of -z eindigt.

Hoe gebruik je deze regels?

1. Neem de stam van het werkwoord 

2. Kijk welk persoonlijk voornaamwoord in de zin staat.

3. Kijk welke regel je moet toepassen. 

- stam op -s, -ss, -ß, -x, of -z = (E)ETTENTEN

- niks bijzonders = FEESTTENTEN-regel. 

das Partizip

het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

• ge+stam+t
• eindigt de stam op een -t of -d: ge+stam+et

Uitzonderingen:

• werkwoorden op -ieren :                                      stam+t  (fotografieren)
• werkwoorden beginnend met be- of ver:     stam+t   (versorgen, besorgen)

het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden moet worden gestampt. Je vindt ze in de Lernliste achter het hele werkwoord. 

Oefenen met de FEESTTENTEN-REGEL

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

stam + st

stam + e

stam + t

stam + en

stam + t

stam + en

Ich ...... einen Brief (schreiben)

1. schreib
2. schreibe
3. schreibt
4. schreiben

Wir ....... gerne Karaoke. (singen)

1. singe
2. singen
3. singt
4. singst

....... Susanne auch ins Kino? (gehen)

1. gehe
2. gehst
3. geht
4. gehen

Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)

1. mache
2. machst
3. macht
4. machen

Siehst du das Kind? Es ... seine Eltern. [suchen]

Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]

... du deine Zähne zweimal am Tag?
[putzen]

Mit wem . . . du denn die ganze Zeit?
[tanzen]

Weten jullie het nog?

Wat is de stam van "flüstern"?

Ich habe euch das gestern (sagen)!

1. sagt
2. versagt
3. gesagen
4. gesagt

Wir wurden gestern (spionieren).

1. spioniert
2. gespionieren
3. gespioniert
4. spionieren

Er hat die Katze (versorgen).

Wir haben zusammen Minecraft (spielen).

Mit wem hast du (telefonieren).

Niet eten! Slokje drinken mag.

Niet door de klas heen blijven lopen.

Aufgabe 18

Seite 114

Die Regel entdecken

Aufgabe 23 

Theorie anwenden

Machen: Aufgabe 18 bis zum 28

Ab Seite 114 im Buch

Fertig?

Münster vorbereiten

oder 

Slim Stampen E (Kapitel 4)

Hausaufgaben

Machen:

Aufgabe 18 bis zum 28

Im Buch, ab Seite 114

Lernen:

Grammatik Regeln