Grammatica klas 2 vmbo (samengestelde zinnen)

Samengestelde zinnen
Grammatica - samengestelde zinnen klas 2 BK
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samengestelde zinnen
Grammatica - samengestelde zinnen klas 2 BK

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Maak de zin af:
......, terwijl Olaf niets in de gaten had.

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Maak de zin af:
......, zodra mijn moeder de deur uit is.

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Maak de zin af:
Als......., doet Emma de deur op slot

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wat is de pv van de volgende zin:
"Ik vraag wat geld te leen."

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is de pv in de volgende zin:
"Peter zegt dat hij morgen een reep chocolade mee zal nemen."

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Samengestelde zinnen

- hebben meerdere pv's en vaak ook meerdere onderwerpen.

Een enkelvoudige zin heeft maar één pv, een samengestelde zin heeft meer pv's.

Ik heb dit jaar een goed cijfer gehaald voor grammatica. (=enkelvoudige zin)

Ik loop naar school en mijn buurmeisje fietst naar school. (=samengestelde zin)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quiz

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Petra wil graag met haar moeder tennissen'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Enkelvoudige of samengestelde zin?
'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 10 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Enkelvoudige of samengestelde zin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Mijn moeder heeft me straf gegeven, want
ik was een uur te laat thuis.
(wat zijn de pv's?)
A
heeft
B
was
C
heeft , was
D
heeft, was, laat

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Ik ben in Griekenland geweest, omdat mijn moeder daar is opgegroeid en zij mij alles wilde laten zien.
A
ben
B
is
C
ben, is
D
ben, is, wilde

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Voegwoorden

Twee zinnen kunnen aan elkaar 'geplakt' worden door  voegwoorden en, maar, want of of

                                                          Voorbeeld:

                        Het is al laat en daarom kom ik vanavond langs.
                        Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
                        Ik kom vanavond, want het is al laat.
                        Kom je vanmiddag of kom je vanavond?


Dit zijn voorbeelden van voegwoorden die tussen twee  zinnen in staan.


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Andere voegwoorden

terwijl,  voordat, toen, nadat, doordat, zodat, waardoor, omdat,  hoewel, dat (en nog vele andere). 


Piet eet geen mosselen, omdat hij niet van vis houdt.

Voordat ik naar school ga, zal ik nog even in mijn agenda kijken.

Toen ik mijn eerste schooldag had, moest ik haasten. 


Dit zijn voegwoorden die ook vooraan in de zinnen kunnen staan, maar er nog steeds voor zorgen dat de twee zinnen aan elkaar 'geplakt' worden.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Ik ben in Griekenland geweest, omdat mijn moeder daar is opgegroeid.
(Wat is het voegwoord?)
A
Ik
B
omdat
C
mijn
D
geweest

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Omdat mijn moeder daar is opgegroeid, kon zij mij heel veel vertellen over de stad.
(Wat is het voegwoord?)
A
kon
B
opgegroeid
C
Omdat
D
zij

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Jullie snappen de theorie nu wel, dus we stoppen met oefenen.
(Wat is het voegwoord?)
A
jullie
B
wel
C
dus
D
oefenen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Basis:
Methodeboek (blz 38)
Taalverzorging - formuleren
 hoofdstuk 1

maken: 
opdracht 
1 en 2 ( blz 38)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Kader:
Methodeboek (blz 30)
Taalverzorging - formuleren
 hoofdstuk 1

maken: 
opdracht 
1 en 2 ( blz 30)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions