Les 28 | Argumentatieleer

Welkom, H4L!
Les 28 | Argumentatieleer
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom, H4L!
Les 28 | Argumentatieleer

Slide 1 - Slide

Deze week
  • Maandag: argumentatieleer
  • Dinsdag: formuleren
  • Vrijdag: presentaties verhaalanalyse + formuleren

Slide 2 - Slide

1. Standpunt en argumenten
Standpunt: wat je vindt van een stelling (eens/oneens) 

Signaalwoorden: 
- ik vind, ik meen, ik denk dat, ...
- mijn conclusie is dat ... 
- kortom, daarom vind ik, ...

Slide 3 - Slide

1. Standpunt en argumenten
Argument: redenen om een standpunt te verdedigen

Signaalwoorden: 
- want
- namelijk
- omdat
- aangezien, immers

Slide 4 - Slide

1. Standpunt en argumenten
Voorbeeld: 

Ik vind dat prostitutie niet gelegaliseerd moet worden (= standpunt), want veel vrouwen worden ertoe gedwongen (= argument)

Slide 5 - Slide

1. Standpunt en argument
  • Soorten argumenten: feitelijk of waarderend
  • Feitelijk argument: argument is een feitelijke uitspraak (= waar of niet waar) 
    - hoeft geen ondersteuning

    Voorbeeld: Ik ben te jong om alcohol te kopen (= standpunt), want ik ben veertien jaar (argument, feit)

Slide 6 - Slide

1. Standpunt en argument
  • Soorten argumenten: feitelijk of waarderend
  • Waarderend argument: argument is een niet-feitelijke uitspraak, een mening
    - heeft wel ondersteuning nodig, want over meningen kun je verschillen 

    Voorbeeld: Ik vind dat we naar het strand moeten (= standpunt), want het wordt lekker strandweer (= argument, mening)

Slide 7 - Slide

1. Standpunt en argument
  • Argumentatie op basis van: 
    - feiten
    - onderzoek of wetenschap
    - normen en waarden
    - vermoedens
    - geloof of levensbeschouwelijke overtuiging
    - gezag of autoriteit
    - nut

Slide 8 - Slide

1. Standpunt en argument
  • Bespreken opdracht 4-8

Slide 9 - Slide

2. Redeneringen
Redenering = het geheel aan argumenten en standpunt


Slide 10 - Slide

2. Redeneringen
Redenering op basis van oorzaak en gevolg

Het zou me niet verbazen als we allemaal buikpijn hebben (= standpunt + gevolg), want het vlees was nog helemaal rood van binnen, zo slecht was het gebakken (= oorzaak en argument)

Slide 11 - Slide

2. Redeneringen
Redenering op basis van een overeenkomst

Als Geert meegaat krijgen we vast ruzie (= standpunt). De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand (= argument, overeenkomst)

Slide 12 - Slide

2. Redeneringen
Redenering op basis van een voorbeeld

In de VS zingen de toeschouwers voor aanvang van een wedstrijd het volkslied. Ze staan dan allemaal in de houding met hun hand op het hart. Aan bijna ieder huis hangt de vlag (= argumenten, voorbeelden). Amerikanen zijn een nationalistisch volk (= standpunt)

Slide 13 - Slide

2. Redeneringen
Redenering op basis van voor- en nadelen
De studie geneeskunde duurt langer dan andere studies. Ook kun je niet altijd kiezen naar welke universiteit je gaat. (argumenten, nadelen) Maar arts is een mooi beroep: je helpt mensen en verdient ook redelijk goed (argumenten, voordelen). Ik kan me voorstellen dat mensen geneeskunde willen gaan studeren (= standpunt).

Slide 14 - Slide

2. Redeneringen
Redenering op basis van een kenmerk of eigenschap

Jeroen is eigenlijk nog een groot kind (= standpunt), want het liefst speelt hij nog met zijn piratenlego (= argument, eigenschap).

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Maak oefening 9, 10 en 11.

Slide 16 - Slide

Welkom, H4L!
Les 28 | Argumentatieleer

Slide 17 - Slide

Deze week
Maandag: argumenteren 
Dinsdag: formuleren (neem je boek NN mee) 
Vrijdag: argumenteren (drogredenen)

Vrijdag 9e lesuur, voor wie wil: herkansing ww-spelling
- dit cijfer telt 
- zelfde soort toets als eerste

Slide 18 - Slide

3. Argumentatiestructuren
Basisstructuren: 
- enkelvoudig
- meervoudig 
- nevenschikkend
- onderschikkend

Slide 19 - Slide

3. Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

Slide 20 - Slide

3. Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie

Slide 21 - Slide

3. Argumentatiestructuren
Nevenschikkende argumentatie

Slide 22 - Slide

3. Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie

Slide 23 - Slide

3. Argumentatiestructuren
Maak opdracht 12. 

Lees tekst 11 en plaats argumenten a tot en met o in de juiste hokjes. 

Slide 24 - Slide

3. Argumentatiestructuren
Maak opdracht 13 

Zet de argumentaties in een blokjesschema.

Slide 25 - Slide