2024 standpunt/argument, soorten argumenten, argumentatiestructuur

Argumenteren - lesdoelen
Ik herken standpunten en argumenten
Ik kan soorten argumenten benoemen.
Ik kan de argumentatiestructuur benoemen. 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Argumenteren - lesdoelen
Ik herken standpunten en argumenten
Ik kan soorten argumenten benoemen.
Ik kan de argumentatiestructuur benoemen. 

Slide 1 - Slide

Stelling, standpunt en argument

Stelling: een bewering over een onderwerp om een discussie op gang te brengen.

Standpunt: daarmee geef je je mening (je bent vóór of tegen) over dat onderwerp.

Argumentatie: redenen waarmee je anderen overtuigt van je standpunt.

Slide 2 - Slide

Argumenteren - signaalwoorden
Standpunt (dat wat jij vindt, jouw mening).
        * ik vind..., volgens ons..., kortom..., daarom..., onze        conclusie is..., dus..., etc.

Argument (waarom jij iets vindt).
         * dat blijkt uit..., want..., omdat..., immers..., namelijk..., de reden hiervoor is..., etc.

Slide 3 - Slide

Wat is het argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
De meeste ... horen;
B
daarom ... Songfestival.

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Feitelijk of waarderend argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 6 - Quiz

Wat is het standpunt?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
Je moet ... uitgaat,
B
want de ... boven nul.

Slide 7 - Quiz

Feitelijk of waarderend argument?
Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 8 - Quiz

Wat is het argument?
De militaire dienstplicht moet in Nederland opnieuw ingevoerd worden. Dat zal jongeren discipline en gehoorzaamheid bijbrengen.
A
De militaire ... worden.
B
Dat zal ... bijbrengen.

Slide 9 - Quiz

Wat is het standpunt?
Omdat de overheid veel geld kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
A
de overheid ... zorgkosten
B
roken ... verboden worden

Slide 10 - Quiz

Soorten argumenten 
(Feitelijk of waarderende argumenten.)
- op basis van feiten.
- op basis van onderzoek of wetenschap.
- op basis van wat jij belangrijk vindt.
- op basis van geloof.
- op basis van gezag.
- op basis van je hebt meegemaakt.

Slide 11 - Slide

"Ik sla dat gerecht over, want dat soort vlees mag ik van mijn geloof niet eten."
A
veronderstelling/vermoeden
B
emotioneel argument
C
moreel argument
D
gezagsargument

Slide 12 - Quiz

'Ik kon me goed inleven in het verhaal: elke keer als de hoofdpersoon verdrietig was, werd ik zelf ook een beetje verdrietig.'

Wat voor soort argument is dit?
A
gezagsargument
B
emotioneel argument
C
moreel argument

Slide 13 - Quiz

"NRC geeft het nieuwe boek van Griet op de Beeck vier sterren. Dan zal het dus wel een goed boek zijn."
A
gezagsargument
B
nut of (on)gewenst gevolg
C
vergelijkingsargument
D
moreel argument

Slide 14 - Quiz

Argumentatiestructuren
  • Enkelvoudige argumentatie                  
  • Onderschikkende argumentatie
  • Nevenschikkende argumentatie       

Slide 15 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument

Slide 16 - Slide

Onderschikkende argumentatie (onderschikking
Standpunt
Argument
Ondersteunend argument
want

Slide 17 - Slide

Nevenschikkend onafhankelijk
Standpunt
Argument
Argument
Argument
en
en
want

Slide 18 - Slide

Nevenschikkend afhankelijk
Standpunt
Argument
Argument
want

Slide 19 - Slide

Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie (afhankelijk of onafhankelijk)?
Zij is de juiste persoon voor die baan, want zij heeft ruime ervaring in de branche en zij voldoet aan alle opleidingseisen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend afhankelijk
C
onderschikkend
D
nevenschikkend onafhankelijk

Slide 20 - Quiz

Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie (afhankelijk of onafhankelijk)?
Dat was geen leuk festival. De hoofdact kwam niet opdagen. De bandleden hadden hun vliegtuig gemist.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend afhankelijk
C
onderschikkend
D
nevenschikkend onafhankelijk

Slide 21 - Quiz

Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie (afhankelijk of onafhankelijk)?
Iedereen zou direct moeten stoppen met roken. Roken kost veel geld. Het is belangrijk aan het einde van de maand geld over te houden om te sparen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend afhankelijk
C
onderschikkend
D
nevenschikkend onafhankelijk

Slide 22 - Quiz

Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Met je ogen dicht kun je beter luisteren.
Je bent meer ontspannen.
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit.
Je wordt nergens door afgeleid.

Slide 23 - Drag question

De tijd na je eindexamen is het mooist, want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren: op kamers wonen, de opleiding van je dromen volgen en veel nieuwe mensen ontmoeten.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
veel nieuwe mensen ontmoeten.
De tijd na je eindexamen is het mooist,
op kamers wonen,
de opleiding van je dromen volgen
want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren:

Slide 24 - Drag question

Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten. Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie en als je je camera aan hebt, let je beter op. Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten.
Als je je camera aan hebt, let je beter op.
Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie.

Slide 25 - Drag question