Paragraaf 6.2 - Het gaat om de winst!

Paragraaf 6.2 - Het gaat om de winst!

Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 6.2 - Het gaat om de winst!

Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt

Slide 1 - Slide

Planning
  • Uitleg paragraaf 6.2
  • Maken opdrachten paragraaf 6.2

  • Als de docent aan het woord is, is iedereen stil
  • Heb je een vraag/wil je iets zeggen? Steek je hand/vinger op 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les;
  • Weet je wat brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kunt berekenen
  • Kun je de consumentenprijs berekenen
  • Kun je berekenen hoeveel de btw is in de consumentenprijs
  • Weet je wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent
  • Weet je wat het verschil is tussen brutowinst en nettowinst en hoe je beide berekent

Slide 3 - Slide

Van inkoopprijs naar verkoopprijs
Als ondernemer koop je goederen in bij de groothandel of fabriek
  • Je verkoopt de producten voor een hogere prijs
  • Brutowinst = bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs
  • Deel gebruiken om bedrijfskosten te betalen
     bijv. personeel, huur van het pand, reclame, verzekeringen
  • Andere deel is je uiteindelijke winst

Slide 4 - Slide

Verkoopprijs berekenen
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Voorbeeldopgave
Een bedrijf koopt een product in voor €50,- per stuk. De brutowinstopslag bedraagt 40%. Bereken de verkoopprijs.
  • Brutowinstopslag = 50 : 100 x 40 = €20
  • Verkoopprijs = 50 + 20 = €70

Slide 5 - Slide

BTW
  • Btw = Belasting toegevoegde waarde (omzetbelasting)
  • Winkelier moet btw afdragen aan de overheid
  • Normaal btw-tarief = 21%
  • Verlaagd tarief = 9%
     bijv. levensmiddelen en boeken, maar ook voor diensten
  • Prijs inclusief btw = consumentenprijs
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw

Slide 6 - Slide

Consumentenprijs berekenen
Consumentenprijs = verkoopprijs + btw

Voorbeeld
Een product heeft een verkoopprijs van €120,-. Het btw-tarief is 21%. Bereken de consumentenprijs.
  • Btw = 120 : 100 x 21 = €25,20
  • Consumentenprijs = 120 + 25,20 = €145,20

Slide 7 - Slide

Afzet en omzet
  • Afzet = het aantal producten dat een bedrijf verkoopt

  • Omzet = totaalbedrag dat een bedrijf ontvangt door   producten te verkopen (verkoopopbrengst)
  • Hoogte van omzet is afhankelijk van de afzet en verkoopprijs
  • Omzet = afzet x verkoopprijs

Slide 8 - Slide

Omzet berekenen
Omzet = afzet x verkoopprijs

Voorbeeldopgave
Een bedrijf verkoopt een product voor €75,- per stuk. In januari worden 500 stuks van dit product verkocht. Wat is de omzet in januari?
  • Omzet = 500 x 75 = €37.500

Slide 9 - Slide

Brutowinst en nettoresultaat
Met een deel van de omzet kun je de inkoopwaarde betalen
  • Wat overblijft = brutowinst

  • Van brutowinst gaan nog bedrijfskosten van af
  • Wat overblijft = nettoresultaat (meestal nettowinst)

  • Als bedrijfskosten hoger zijn dan brutowinst = nettoverlies

Slide 10 - Slide

Nettoresultaat berekenen
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
Nettoresultaat = brutowinst - bedrijfskosten

Voorbeeld
Een bedrijf heeft een omzet van €500.000. De inkoopwaarde hiervan is €200.000 en het bedrijf heeft €240.000 aan bedrijfskosten. Bereken het nettoresultaat.
  • Nettoresultaat = 500.000 - 200.000 - 240.000 = €60.000

Slide 11 - Slide

Aan de slag!
  • Maken opdrachten paragraaf 6.2 (blz. 164)
Of
  • Samen opdracht 2, 5, 8 en 11 maken
  • Huiswerk controle!
  • Heb je een vraag? Steek je hand/vinger op!
  • Je werkt alleen of in tweetallen
  • Je ruimt pas op als de bel is gegaan 

Slide 12 - Slide

Opdracht 2

Slide 13 - Slide

Opdracht 5

Slide 14 - Slide

Opdracht 8

Slide 15 - Slide

Opdracht 11

Slide 16 - Slide

Leerdoelen controleren
  • Ga naar Teams ->  Teams -> ec m3...
  • Open de link naar Padlet
  • Onder elk leerdoel steeds een opmerking toevoegen

Slide 17 - Slide

Vooruitblik
  • Opdrachten paragraaf 6.2 = huiswerk voor volgende les
  • Herhalingsopdrachten paragraaf 6.1 en 6.2 maken
  • Plusopdrachten paragraaf 6.1 en 6.2 

Slide 18 - Slide