2BBA vrijdag 30 april Blok 3, verwijswoorden

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag: 

  • Welkom! 
  • Doel van de les
  • Terugblik: voor- en achtervoegsels
  • Verwijswoorden
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting les: vakantie!

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Na vandaag:

Weet je wat voor- en achtervoegsels zijn
Weet je wat verwijswoorden zijn

Slide 3 - Slide

Terugblik: voor- en achtervoegsels

Slide 4 - Slide

Welk voor- of achtervoegsel?
  • Hij heeft veel hoop = hoop .....
  • Zonder werk = werk ....
  • Niet betaalbaar  = ... betaalbaar
  • Het is niet echt nodig = ..... nodig
  • Het lijkt een beetje op blauw = blauw ....
  • Nogmaals een toets doen = .... toets
  • Het is niet gelukt = ... lukt
  • Het is te eten = eet ...
  • Ik gun je dat niet = .... gunnen
  • Zonder gevoel = gevoel ....



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Wat zijn verwijswoorden?
Het zijn woorden zoals: hier, deze, ze, hun
die naar iets in de tekst verwijzen, bijvoorbeeld:
  • Naar een woord
  • Naar een groep woorden
  • Naar een zin



Slide 7 - Slide

Bijvoorbeeld:
Ali komt uit Syrie. Hij is daar geboren.
Het verwijswoord is: hij. hij->Ali    Daar: = Syrie

Marcel heeft een mooi droomhuis, het staat in Zwolle
Het verwijswoord is: het. het-> het droomhuis

Ik was in de vakantie in Griekenland. Het was daar heel mooi weer.
Het verwijswoord is: daar. daar -> in Griekenland

Slide 8 - Slide

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Sharon
B
woont
C
zij
D
Nederland

Slide 9 - Quiz

Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Waar verwijst "zij" naar?
A
Sharon
B
woont
C
hij
D
Nederland

Slide 10 - Quiz

Vanessa komt uit Amerika, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Amerika
C
land
D
dat

Slide 11 - Quiz

Vanessa komt uit Amerika, dat is een mooi land.
Waar verwijst "dat" naar?
A
Vanessa
B
Amerika
C
Nederland
D
komt

Slide 12 - Quiz

Ik heb zin in de pauze, dan ga ik een broodje kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin

Slide 13 - Quiz

Ik heb zin in de pauze, dan ga ik een broodje kopen.
Waar verwijst "dan" naar?
A
broodje
B
in de pauze
C
zin
D
dan

Slide 14 - Quiz

Gisteren heb ik hem voor het laatst gezien. Hij ging toen met de trein naar huis. Naar wie verwijst 'hij'?
A
ik
B
hem
C
trein
D
huis

Slide 15 - Quiz

Zelfstandig werken 
Wat
Blok 3 Over taal Paragraaf 3.9 en 3.10 helemaal afmaken 

Hoe
Zelfstandig

Hulp nodig?
Vraag de docent
               
Klaar?
Dan mag je iets voor jezelf doen
                                   
Hoe lang
15 minuten 

Slide 16 - Slide

Afsluiten
Wat vond je van de les, hoe vond je het gaan?
De volgende keer: paragraaf Lezen


Huiswerk:

Blok 3 Over taal Paragraaf 3.9 en 3.10 helemaal afmaken 

FIJNE VAKANTIE!




Slide 17 - Slide

Voor de volgende keer
Na de vakantie: verwijswoorden herhalen, opdrachten theorie, 12 en 13 gingen nog niet goed! 

Slide 18 - Slide