Week 41 2 TL Duits

Programm
Rückblick
Schritt 1
Hören

Log alvast in op lessonup.app met de code linksonder
1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programm
Rückblick
Schritt 1
Hören

Log alvast in op lessonup.app met de code linksonder

Slide 1 - Slide

Rückblick
  • Was machten wir letztes Mal?

Slide 2 - Slide

Hoofdletters in het Duits
Net als in het Nederlands maar dan met een extraatje:

  • begin van de zin
  • namen 
  • plaatsen en landen
  • zelfstandig naamwoorden
kan je de/ het / een of bijvoeglijk naamwoord voor zetten:

de man
de dikke man

Slide 3 - Slide

der vater of der Vater
A
der vater
B
der Vater

Slide 4 - Quiz

tasche of Tasche?
A
die tasche
B
die Tasche

Slide 5 - Quiz

bruder of Bruder
A
der bruder
B
der Bruder

Slide 6 - Quiz

Wanneer schrijf je in het Duits een hoofdletter?

Slide 7 - Open question

Umlaut!? 
In het Duits heb je naast hoofdletters ook nog puntjes op verschillende letters. Dit noem je een umlaut (omklank)
AUtO

Slide 8 - Slide

Umlaut
Verschil tussen trema in het Nederlands?
  • beïnvloeden - beinvloeden
  • zeeën - zeeen

  • Mutter - Mütter
  • Vater - Väter
Trema
Umlaut

Slide 9 - Slide

Aufgaben

Aufgabe 5
Aufgabe 6
Aufgabe 6

Slide 10 - Slide

Programm
Rückblick
Schritt 2
Aufgabe 9, 10 zusammen


Slide 11 - Slide

Aufgabe 8

Slide 12 - Slide

checken Aufgaben 5,6,7

Slide 13 - Slide

Aufgaben 
Aufgabe 9
Aufgabe 10
Aufgabe Stempeln

Slide 14 - Slide

blz. 26

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Stempeln bitte, blz. 27
let op!-> soms weet je iets niet. Kijk dan naar de woorden die wel kent
Klaar?-> zelfstandig doorwerken!

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Programm
Rückblick
Schritt 3
Hören
Grammatik
Aufgaben


Slide 19 - Slide

Rückblick
  • Was machten wir letztes Mal?

Slide 20 - Slide

blz. 28

Slide 21 - Slide

Aufgabe 1 Seite 28
Fußball oder Tanzen?
Gespräch über Personen und Hobbys

  • Aufgabe A: Lies und hör mit auf Seite 28
  • Aufgabe B: Wie wird's gesagt?

Slide 22 - Slide

Vraagwoorden


Check! Hast du es verstanden?

Slide 23 - Slide

Welke vraagwoorden ken je?

Slide 24 - Open question

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

Slide 25 - Slide

Op de volgende slides staan quizvragen
Let op: je hebt telkens maar 10 sec om te antwoorden!

Slide 26 - Slide

Wat betekent "woher"?
A
waar
B
wie
C
waarvandaan
D
waarheen

Slide 27 - Quiz

Wat betekent het Duitse woordje "wie"?
A
waar
B
wie
C
waarom
D
hoe

Slide 28 - Quiz

________ kommst du morgen? Um halb 10
A
wer
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 29 - Quiz

_______ sagst du?
A
was
B
wie
C
wer
D
wohin

Slide 30 - Quiz

_______ hast du das gemacht?
A
wer
B
wie
C
wohin
D
woher

Slide 31 - Quiz

______ kommst du? Aus Frankreich
A
woher
B
wohin
C
warum
D
welche

Slide 32 - Quiz

_________ ist das? Das ist Thorsten!
A
wie
B
was
C
warum
D
wer

Slide 33 - Quiz

Aufgaben ab Seite 29
Aufgabe 2
Aufgabe 3
Aufgabe 5


Slide 34 - Slide