This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Programm
Rückblick
Lernziele
Check Schritt 2
Einliefern bei Padlet
Wörter checken
LessonUp
Evaluation
Slide 1 - Slide
Rückblick
Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?
Slide 2 - Slide
Wanneer gebruik je hoofdletters? Meerdere antwoorden zijn goed
A
Woorden waar je de, het en een voor kan zetten
B
alle woorden in het Duits
C
voornamen, achternamen, namen van landen
D
bij sommige werkwoorden
Slide 3 - Quiz
der vater of der Vater
A
der vater
B
der Vater
Slide 4 - Quiz
Waar moeten hoofdletters staan?
ich bin zwölf jahre alt.
A
Ich, Zwölf
B
Ich, Alt
C
Ich, Jahre
D
Bin, Alt
Slide 5 - Quiz
Waar moeten hoofdletters staan?
christa wohnt in groningen in einem haus.
A
Christa, Wohnt
B
Christa, Groningen, Haus
C
Christa, In, Groningen
D
Christa Wohnt
Slide 6 - Quiz
Hausaufgaben checken
Schritt 2 ab Seite 15
Aufgabe 1
Aufgabe 2
Aufgabe 3
Aufgabe 4
Stempeln, bitte
Link Padlet: https://tinyurl.com/4dv8qs7r
Slide 7 - Slide
Wörter lernen
Ook bij Duits is het handig als je een grote woordenschat hebt.
Je hebt voor vandaag de woorden een aantal keer goed doorgelezen.
Log zo in bij LessonUp en geef antwoord op de vragen
Slide 8 - Slide
Vertaal: die Adresse
Slide 9 - Open question
Vertaal: das Alter
Slide 10 - Open question
Vertaal: der Sohn
Slide 11 - Open question
die Postleitzahl =
A
de postbus
B
de brievenbus
C
het antwoordnummer
D
de postcode
Slide 12 - Quiz
die Familie =
A
de familie
B
de kennissen
C
het gezin
D
je huisgenoten
Slide 13 - Quiz
die Verwandten =
A
het gezin
B
de kennissen
C
de bekenden
D
de familie(leden)
Slide 14 - Quiz
der Urlaub =
A
de vakantie
B
moeilijk
C
de week
D
het geloof
Slide 15 - Quiz
1 Sohn. Wat is het meervoud? 2 ...
Slide 16 - Open question
Lernziele
Je kunt jezelf en anderen voorstellen
Je weet hoe je eenvoudig anderen begroet en afscheid neemt
Slide 17 - Slide
Zugspitze Schritt 3
In diesem Schritt handelt es um Gespräche führen
In den Aufgaben lernst und übst du mit verschiedenen Sätzen
Aufgabe 1 -> Hören und Sprechen
Slide 18 - Slide
Gesprekken voeren
Je leerde jezelf al voorstellen, maar dat is eigenlijk maar een klein deel van het gesprek. Om een gesprek te voeren zul je vragen moeten stellen en deze ook beantwoorden.
Welke vragen beantwoord je met de volgende zinnen?
Ik heet Rik
Ik woon in Acquoy
Mijn hobby is Cross
Hoe heet je ?/Wie ben jij
Waar woon jij?
Wat is je hobby?
Slide 19 - Slide
Vraagwoorden
Sieh dir Schritt 3 Seite 20 an
Übersetze
Wat
Waarom
Wie
Waar
Waarheen
Waarvandaan
Wanneer
Welke
was
warum
wer
wo
wohin
woher
wann
welche
Slide 20 - Slide
Beantwortet die Fragen
Slide 21 - Slide
Wat?
Wie?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarheen?
Welke?
Hoeveel?
Waarvandaan?
Hoe?
Was?
Wer?
Wo?
Wann?
Warum?
Wohin?
Welche?
Wie viel (e)
Woher?
Wie?
Slide 22 - Drag question
..... alt ist deine Schwester?
A
Wo?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?
Slide 23 - Quiz
..... Brüder hast du?
A
Wann?
B
Wie viele?
C
Warum?
D
Was?
Slide 24 - Quiz
..... ist deine Handynummer?
A
Wer?
B
Wann?
C
Was?
D
Warum?
Slide 25 - Quiz
..... alt bist du?
A
Wie?
B
Wo?
C
Was?
D
Wann?
Slide 26 - Quiz
..... kommt er? Er kommt aus Stuttgart.
A
Warum?
B
Welche?
C
Wo?
D
Woher?
Slide 27 - Quiz
Zugspitze Schritt 3 und Schritt 4
Schritt 3 ab Seite 19
Aufgabe 2
Aufgabe 4
Aufgabe 5
Schritt 4 ab Seite 23
Aufgabe 2
Aufgabe 5
Hausaufgaben für nächste Stunde
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Programm
Rückblick
was habt ihr letztes Mal gemacht?
Lernziele
was werdet ihr heute lernen?
Aussprache
Vokale
Umlaut
ß
Schritt 4 + 5
Aufgaben
Slide 30 - Slide
Rückblick
Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?
Slide 31 - Slide
Vraagwoorden
Übersetze
Wat
Waarom
Wie
Waar
Waarheen
Waarvandaan
Wanneer
Welke
was
warum
wer
wo
wohin
woher
wann
welche
Slide 32 - Slide
Hausaufgaben checken
Schritt 3
Aufgabe 2
Aufgabe 4
Aufgabe 5
Link Padlet: https://tinyurl.com/4dv8qs7r
Slide 33 - Slide
Zugspitze Schritt 4
Wat weet jij van de Duitse puntjes op de A U en O, de Umlaut?
Steek je hand op als jij iets weet over dit verschijnsel!
Slide 34 - Slide
Wat weet jij allemaal over de Duitse Umlaut (ä, ö,ü)