oefenvragen elasticiteiten

oefenvragen elasticiteiten
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

oefenvragen elasticiteiten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De formule van de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid =
A
%ΔQv/%ΔP x 100
B
%ΔP/%ΔQv x 100
C
%ΔQv/%ΔP
D
%ΔP/%Qv

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Twee beweringen over prijselasticiteit en soorten goederen.
I. Noodzakelijke goederen zijn prijsinelastisch.
II. Luxe goederen zijn altijd prijselastisch.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Een winkelier heeft onderzocht dat de vraag naar een product 1.200 stuks is bij een prijs van € 15.
Hij verhoogt de prijs naar € 18; nu blijkt de vraag naar dat product 1.000 stuks.
Bereken de prijselasticiteit van de vraag naar dit product. (in een decimaal)

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Een winkelier heeft onderzoek gedaan naar de prijselasticiteit van de vraag naar een product .
Bij een prijs van € 15 en een vraag van 900 stuks is de prijselasticiteit van de vraag naar dat product(Ev) gelijk aan -1,5.
Bereken de vraag naar dit product als de prijs daalt naar € 12 .

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

De prijselasticiteit van de vraag naar een bepaald product is -0,25. Dit betekent:
Let op oorzaak en gevolg!
A
dat de gevraagde hoeveelheid daalt met 25, als de prijs 100 stijgt.
B
dat de prijs daalt met 25, als de gevraagde hoeveelheid met 100 stijgt.
C
dat de prijs daalt met 2%, als de gevraagde hoeveelheid met 8% stijgt.
D
dat de gevraagde hoeveelheid daalt met 2%, als de prijs 8% stijgt.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke elasticiteiten kennen we nog meer?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

luxe goed
Primair goed
Inferieur goed

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Als het gemiddeld besteedbaar inkomen in Nederland daalt van € 30.000 naar € 28.500, daalt de vraag naar dvd's met 10%. De inkomenselasticiteit van de vraag naar dvd's is dan ....

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

De prijselasticiteit van dvd's heeft een waarde van -1,35. Een paar grote winkelketens overwegen een prijsdaling. Als gevolg van de prijsdaling mag men verwachten, dat ...

A
de afzet stijgt en de omzet stijgt
B
de afzet daalt en de omzet stijgt.
C
de afzet stijgt en de omzet daalt.
D
de afzet daalt en de omzet daalt.

Slide 10 - Quiz

Elastisch product, de afzetstijging in % is dus groter dan de prijsdaling in %. Afzet stijgt en omzet stijgt.
Twee beweringen over prijselasticiteit en omzet.
I. Bij prijsinelastische goederen zal een prijsdaling leiden tot een omzetstijging.
II. Bij prijselastische goederen zal een prijsstijging leiden tot een omzetdaling. Welke bewering(en) is/zijn goed?
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

complementair goed
substitutie goed
kruislingse elasticiteit onder de nul
kruislingse elasticiteit boven de nul 

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Twee beweringen over externe effecten.
I. Autorijden heeft slechts negatieve externe effecten.
II. Toename van het autoverkeer leidt tot een toename van maatschappelijke kosten.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions