This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling T5
Slide 1 - Slide
De Europese expansie
Slide 2 - Slide
Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek
Slide 3 - Quiz
Wat was een gevolg van de Europese expansie voor de lokale culturen in de koloniën?
A
De inheemse bevolkingen werden volledig geïntegreerd in de Europese samenleving
B
Lokale religies en tradities werden volledig behouden
C
Europese normen, religies en culturen werden opgelegd aan de inheemse bevolking
D
Europese kolonisten lieten de lokale culturen geheel onaangetast
Slide 4 - Quiz
Oorzaken voor Europese expansie Politiek: Economisch: Religie:
Slide 5 - Open question
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
Slide 6 - Slide
De Europese expansie droeg bij aan het veranderende mens- en wereldbeeld
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Welke verandering vond plaats in het mens- en wereldbeeld tijdens de Renaissance?
A
De focus verschoof van de mens naar het goddelijke.
B
De Renaissance legde de nadruk op collectieve prestaties in plaats van individuele inspanningen.
C
Er was geen verandering, het wereldbeeld bleef hetzelfde.
D
Er ontstond een grotere waardering voor het individu en de menselijke capaciteiten.
Slide 8 - Quiz
Waardoor verandere het mens en wereldbeeld in de renaissance?
A
Door de wetenschappelijk revolutie
B
Het humanisme
C
Ze waren erg kritisch tegenover klassieke theorieën
D
De verlichting
Slide 9 - Quiz
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
Slide 10 - Slide
Welk kenmerkend aspect past bij de bron?
A
Veranderend mens- en wereldbeeld
B
hernieuwde oriëntatie op de oudheid
Slide 11 - Quiz
Klassieke teksten worden opnieuw vertaald
A
Het veranderende mensbeeld
B
Het veranderende wereldbeeld
C
begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
D
hernieuwde oriëntatie op de klassieke oudheid
Slide 12 - Quiz
Het individu komt meer centraal te staan, bijvoorbeeld dat schilders hun handtekening op het schilderij plaatsen
A
Het veranderende mensbeeld
B
Het veranderende wereldbeeld
C
begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
D
hernieuwde oriëntatie op de klassieke oudheid
Slide 13 - Quiz
De Reformatie
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had
Slide 14 - Slide
Reformatie is ...
A
Het oprichten van een nieuw geloof
B
De scheiding binnen de protestantse kerk
C
De scheiding binnen de katholieke kerk
D
De scheiding binnen de christelijke kerk
Slide 15 - Quiz
Bij welk kenmerkend aspect past deze bron?
A
Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance
B
Het begin van de Europese overzeese expansie
C
De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in
West-Europa tot gevolg had
D
Het conflict in de Nederlanden, dat resulteerde in de stichting van een
Nederlandse staat
Slide 16 - Quiz
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
Slide 17 - Slide
Wat is geen oorzaak van de Nederlandse opstand?
A
Nederlandse burgers willen stemrecht.
B
Centralisatiepolitiek van Filips II
C
De adel heeft minder macht.
D
Ketter vervolgingen.
Slide 18 - Quiz
Wat was de Unie van Utrecht?
A
een verbond tussen zuidelijke gewesten
B
een verbond tussen opstandige gewesten
C
een bondgenootschap dat op economisch gebied samenwerkte
D
een bondgenootschap met aparte legers
Slide 19 - Quiz
De Acte van Verlatinghe uit 1581 ... ?
A
Maakte de Republiek een onafhankelijk land
B
Zorgde ervoor dat het Noorden en Zuiden uit elkaar gingen
C
Dwong Alva om Brussel te verlaten
D
Verklaarde dat Filips II niet langer koning was
Slide 20 - Quiz
Herhaling T6
Slide 21 - Slide
Het streven van vorsten naar absolute macht
Slide 22 - Slide
Wat is het Absolutisme?
A
De afscheiding van de protestantse kerk van de Katholieke kerk
B
Een regeringsvorm waarbij de vorst alle macht heeft, de macht heeft hij gekregen van God en alleen God mag over hem oordelen.
C
De afschaffing van de slavernij.
D
Een bestuursvorm waarbij de koning zijn rijk vanuit een centraal punt wilt besturen.
Slide 23 - Quiz
Wat was het Droit Divin?
A
ander woord voor absolutisme
B
Het goddelijk recht
C
Een goddelijke dans
D
Een goddelijke koning
Slide 24 - Quiz
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
Slide 25 - Slide
De staatskundige bijzondere plaats van de Republiek is
A
Dat de Republiek gecentraliseerd is.
B
Dat de Republiek centraal aan de Noordzee ligt.
C
Dat de Republiek een democratie is.
D
Dat de Republiek geen koning heeft.
Slide 26 - Quiz
Wat is moedernegotie?
A
De handel die ervoor zorgt dat er genoeg graan was voor de inwoners van de Republiek.
B
Amsterdam wordt de stapelmarkt en daarmee het centrum van de wereld.
C
Oostzeehandel in graan wordt basis voor handel Republiek. Republiek wordt rijk door Oostzeehandel.
D
De steden in de Republiek beginnen met commerciële nijverheid en boeren met commerciële landbouw.
Slide 27 - Quiz
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
Slide 28 - Slide
Waarom waren de VOC & WIC belangrijk voor de wereldeconomie?
A
Ze controleerden de wereldwijde graanmarkt.
B
Ze stimuleerden de ontwikkeling van moderne technologie.
C
Ze waren verantwoordelijk voor de industriële revolutie.
D
Ze waren betrokken bij internationale handel en kolonisatie.
Slide 29 - Quiz
De driehoekshandel was
A
Dat men luxeproducten ruilde voor slaven en die slaven werkte op plantages en maakte bijvoorbeeld tabak/koffie
B
Dat men in een driehoek van Willem van Oranje, Johan van Oldenbarneveld en Baltasar Gerards handel dreef
C
Dat men uit Japan goud haalde, dat verkocht in Indonesië , daar luxeproducten kocht en dit in Japan weer verkocht
D
Dat de VOC en WIC handelden met de Nederlandse overheid
Slide 30 - Quiz
6.4 De wetenschappelijke revolutie
De wetenschappelijke revolutie
Slide 31 - Slide
Wat was geen gevolg van de Wetenschappelijke Revolutie?
A
De wetenschap ging een belangrijke plaats innemen in de samenleving
B
De West-Europeanen gingen de wereld overheersen
C
Volken over de hele wereld gingen westerse ideeën over vrijheid en democratie overnemen.
D
Men ging ook over andere zaken nadenken, bijvoorbeeld over de manier van samenleven.
Slide 32 - Quiz
Tijdvak 7
Slide 33 - Slide
KA27 Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
Slide 34 - Slide
Wat is de 'Verlichting?'
A
Uitvinding van de straatlantaarns
B
Steeds meer uitvindingen waarbij kennis belangrijker werd dan geloof
C
Steeds meer uitvindingen die het geloof helpen de bijbel te verklaren
D
Het schrijven van een nieuwe vertaling van de bijbel
Slide 35 - Quiz
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
Slide 36 - Slide
Frederik de Grote en Catharina de Grote waren allebei...
A
Absolutistische vorsten
B
Verlichte vorsten
C
Leden van de Bourgeoisie
Slide 37 - Quiz
De uitspraak 'alles voor het volk, niets door het volk' past bij het KA
A
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme);
B
het streven van vorsten naar absolute macht
C
rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
D
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Slide 38 - Quiz
Abolitionisme
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme
Slide 39 - Slide
Wat is abolitionisme?
A
Mensen hebben recht om zichzelf te besturen
B
slavenhandel en slavernij moeten worden afgeschaft
C
mannen en vrouwen hebben gelijke rechten
D
de koning moet afgezet worden
Slide 40 - Quiz
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Slide 41 - Slide
Wanneer was de Amerikaanse Revolutie?
A
1921-1957
B
1578-1594
C
1765-1782
D
1775-1783
Slide 42 - Quiz
Wat was een oorzaak van de Amerikaanse Revolutie?
A
De kolonisten moesten belasting betalen zonder mee te mogen praten
B
De kolonisten mochten geen alcohol meer drinken
C
De kolonisten mochten geen slaven meer hebben
D
De leider van de kolonisten werd vermoord
Slide 43 - Quiz
De Franse Revolutie was in
A
1748
B
1776
C
1789
D
1795
Slide 44 - Quiz
Een oorzaak van de Franse Revolutie was:
A
Er heerste honger door mislukte oogsten
B
Koning & koningin gaven veel te veel geld uit.
C
Het volk wilde algemeen kiesrecht
D
Het volk wilde vrijheid van meningsuiting
Slide 45 - Quiz
Door Napoleon:
A
Gebruiken we maten als meter, liter en kilo in Nederland
B
Heeft iedereen in Nederlandeen achternaam moeten nemen
C
Rijden we rechts op de wegen in Nederland
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 46 - Quiz
Wat is de Bataafse Revolutie?
A
een democratische revolutie met steun van Pruisen
B
een democratische revolutie met steun van Frankrijk
C
Een opstand tegen de Bataafse koning
D
Een opstand tegen de Franse koning
Slide 47 - Quiz
Vanaf wanneer was de Bataafse revolutie
A
1975
B
1787
C
1795
D
1803
Slide 48 - Quiz
Hoe ging de quiz? - Wat ging er goed? - Waar heb je nog hulp bij nodig?