Welke uitspraak over de persoonsvorm is waar? I. Je vindt het onderwerp door de vraag te stellen: 'Wie/wat?' II. De persoonsvorm hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde (wg).
A
Alleen zin I is juist
B
Alleen zin II is juist
C
Beide zinnen zijn juist
D
Beide zinnen zijn onjuist
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welke uitspraak over de persoonsvorm is waar? I. Je vindt het onderwerp door de vraag te stellen: 'Wie/wat?' II. De persoonsvorm hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde (wg).
A
Alleen zin I is juist
B
Alleen zin II is juist
C
Beide zinnen zijn juist
D
Beide zinnen zijn onjuist
Slide 1 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
'In het voorjaar kochten de toeristen een bosje tulpen.'
A
In het voorjaar
B
kochten
C
de toeristen
D
een bosje tulpen
Slide 2 - Quiz
De woorden in grote letters vormen samen één compleet zinsdeel? 'Mijn vader bakt DE LEKKERSTE APPELTAARTEN van de wereld.'
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
'Vandaag maak ik eindelijk mijn presentatie af.'
In deze zin is 'maak' het werkwoordelijk gezegde.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) in de volgende zin:
Ondanks de tegenvaller zou je niet zo teleurgesteld moeten zijn.
Slide 5 - Open question
H3 - Grammatica Zinsdelen
Het lijdend voorwerp
Naast de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) kan een zin een lijdend voorwerp (lv) bevatten.
LET OP: Niet in elke zin zit een lijdend voorwerp!
Het lijdend voorwerp kun je vinden door de vraag: 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?' te stellen.
Slide 6 - Slide
H3 - Grammatica Zinsdelen
Het lijdend voorwerp
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Je zoekt de persoonsvorm.
Vervolgens zoek je het onderwerp (Wie/Wat + pv?)
Je noteert het werkwoordelijk gezegde
-> Stel de vraag: Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.
Slide 7 - Slide
Wat is het onderwerp?
gekeken.
Het onderwerp
We
hebben
vanavond
een serie
Slide 8 - Drag question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
gekeken.
Het werkwoordelijk gezegde
We
hebben
vanavond
een serie
Slide 9 - Drag question
Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We
hebben
vanavond
een serie
Slide 10 - Drag question
Wat is het lijdend voorwerp?
altijd
Het lijdend voorwerp
Waar
zet
jij
jouw racefiets
neer?
Slide 11 - Drag question
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
'Mijn moeder zit een skypegesprek te voeren met haar zus in Spanje.'
A
mijn moeder
B
een skypegesprek
C
met haar zus
D
met haar zus in Spanje
Slide 12 - Quiz
H3 Grammatica Zinsdelen - Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp kun je dus vinden door de vraag: 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?'
Let op: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enz.)
Slide 13 - Slide
Deze les
NL Online
H3 Grammatica: Lijdend voorwerp
opdrachten maken bij je leerroute
Klaar?
Rechterkolom 'trainen' grammatica zinsdelen
Leesboek lezen
Slide 14 - Slide
Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het werkwoordelijk gezegde (wg) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zin:
Helaas zal Jinthe haar verjaardagsfeest voorlopig moeten uitstellen.