16-1: Telwoorden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aandachtspunten:
Hoe ver ben je met lezen in je leesboek?
Week 21: inleveren boekopdracht

Slide 2 - Slide

Vandaag:
Les 1: Telwoorden

Les 2: Werkwoordspelling:
- Engelse werkwoorden in het NL
- Persoonsvorm in samengestelde zinnen

Slide 3 - Slide

Vandaag
- Je weet wat bepaalde en onbepaalde hoofdtelwoorden zijn en je kunt deze herkennen. 
- Je weet wat bepaalde en onbepaalde rangtelwoorden zijn en je kunt deze herkennen.

De volgende les is een leesles.

Slide 4 - Slide

Telwoorden
- Telwoorden geven een hoeveelheid of een volgorde aan. 

We maken daarbij onderscheid tussen hoofdtelwoorden en rangtelwoorden:
- Hoofdtelwoorden geven een hoeveelheid aan. 
- Rangtelwoorden geven een volgorde aan.

Slide 5 - Slide

Hoofdtelwoord
Geeft een hoeveelheid aan.
Ik heb negen appels en zeven peren.
Ik heb veel appels en weinig peren.
Als je precies weet om welke hoeveelheid het gaat, dan noem je dit een bepaald hoofdtelwoord. Weet je niet precies om hoeveel het gaat, dan noem je dit een onbepaald hoofdtelwoord.

Slide 6 - Slide

Op 3 maart leren de leerlingen veel nieuwe dingen.

Wat is hier het bepaald hoofdtelwoord?
A
op
B
3 maart
C
3
D
veel

Slide 7 - Quiz

Op 3 maart leren de leerlingen veel nieuwe dingen.

Wat is hier het onbepaald hoofdtelwoord?
A
3
B
veel
C
leerlingen
D
nieuwe

Slide 8 - Quiz

Rangtelwoord
Geeft een volgorde/plaats in een rij aan.
Ik ben tweede geworden bij de hardloopwedstrijd.
Ik ben laatste geworden bij de hardloopwedstrijd.

Als je precies weet om welke plaats in de rij het gaat, dan noem je dit een bepaald rangtelwoord. Weet je niet precies om welke plaats in de rij het gaat, dan noem je dit een onbepaald rangtelwoord.

Slide 9 - Slide

De hoeveelste van de maand is het vandaag?

Wat is hier het onbepaald rangtelwoord?
A
vandaag
B
hoeveelste
C
maand

Slide 10 - Quiz

Hij is dertiende geworden.

Wat is hier het bepaald rangtelwoord?
A
Hij
B
13e
C
dertiende
D
geworden

Slide 11 - Quiz

Aan de slag
Huiswerk:
4 opdrachten uit de les op blz 220. Je mag zelf kiezen welke.
Je krijgt de tijd tot: 10.40

Slide 12 - Slide

bep. hoofdtelw.
onbep. hoofdtelw.
bep. rangtelw.
onbep. rangtelw.
2021
middelste
sommige
zoveelste
dertiende

Slide 13 - Drag question

Gelukt?
- Je weet wat bepaalde en onbepaalde hoofdtelwoorden zijn en je kunt deze herkennen. 
- Je weet wat bepaalde en onbepaalde rangtelwoorden zijn en je kunt deze herkennen.

Slide 14 - Slide