Herhalen Redekundig + HZ + BZ

Deze les
* herhalen redekundig ontleden
* herhalen HZ + BZ
* nakijken HZ + BZ
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Deze les
* herhalen redekundig ontleden
* herhalen HZ + BZ
* nakijken HZ + BZ

Slide 1 - Slide

Opdracht
Je krijgt van mij een zin. Jij noteert:
pv = antwoord
ond = antwoord
wwg = antwoord
lv = antwoord
mv = antwoord
bwb = antwoord

Geen antwoord = x

Slide 2 - Slide

Pim wil de fiets morgen aan Maaike geven.

Slide 3 - Open question

Pim wil de fiets morgen aan Maaike geven. 
pv = wil
ond = Pim
wwg = wil geven
lv = de fiets
mv = aan Maaike
bwb = morgen

Slide 4 - Slide

Volgende week zal mijn docent een traktatie voor ons gaan kopen.

Slide 5 - Open question

Volgende week zal mijn docent een traktatie voor ons gaan kopen. 
pv = zal
ond = mijn docent
wwg = zal gaan kopen
lv = een traktatie
mv = voor ons
bwb = volgende week

Slide 6 - Slide

Welk voegwoord moet ertussen als het een samengestelde zin wordt?
Ik vind de persoonsvorm makkelijk.
Ik begrijp niets van het lijdend voorwerp.
A
dus
B
en
C
maar
D
terwijl

Slide 7 - Quiz

Ik vind de persoonsvorm makkelijk, maar ik begrijp niets van het lijdend voorwerp. 

Slide 8 - Slide

Als je van deze twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maakt, welk voegwoord ga je dan gebruiken?
Ik ga vanavond koken voor mijn moeder.
Zij is zo moe van het werken.
A
en
B
maar
C
omdat
D
want

Slide 9 - Quiz

Ik ga vanavond koken voor mijn moeder, want zij is zo moe van het werken. 
Ik ga vanavond koken voor mijn moeder, omdat zij zo moe is van het werken. 

Slide 10 - Slide

1) Ik ga vanavond koken voor mijn moeder, want zij is zo moe van het werken.
2) Ik ga vanavond koken voor mijn moeder, omdat zij zo moe is van het werken.
Welke zin is hier een HZ + BZ?
A
zin 1
B
zin 2
C
zin 1 + 2
D
geen

Slide 11 - Quiz

nakijken

Slide 12 - Slide

9.1) wat zijn de persoonsvormen?
Mieke snijdt de taart in punten en Lucas deelt alles uit.

Slide 13 - Open question

9.1) wat zijn de onderwerpen?
Mieke snijdt de taart in punten en Lucas deelt alles uit.

Slide 14 - Open question

9.1) wat is het voegwoord?
Mieke snijdt de taart in punten en Lucas deelt alles uit.

Slide 15 - Open question

9.1) Wat is de juiste combinatie?
Mieke snijdt de taart in punten en Lucas deelt alles uit.
A
HZ + HZ
B
BZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 16 - Quiz

9.2) wat zijn de persoonsvormen?
Jullie moeten de hond uitlaten, want wij zijn aan het koken.

Slide 17 - Open question

9.2) wat zijn de onderwerpen?
Jullie moeten de hond uitlaten, want wij zijn aan het koken.

Slide 18 - Open question

9.2) wat is het voegwoord?
Jullie moeten de hond uitlaten, want wij zijn aan het koken.

Slide 19 - Open question

9.1) Wat is de juiste combinatie?
Jullie moeten de hond uitlaten, want wij zijn aan het koken.
A
HZ + HZ
B
BZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 20 - Quiz

9.3) wat zijn de persoonsvormen?
De kat kroop onder de auto, toen de bliksem insloeg.

Slide 21 - Open question

9.3) wat zijn de onderwerpen?
De kat kroop onder de auto, toen de bliksem insloeg.

Slide 22 - Open question

9.3) wat is het voegwoord?
De kat kroop onder de auto, toen de bliksem insloeg.

Slide 23 - Open question

9.3) Wat is de juiste combinatie?
De kat kroop onder de auto, toen de bliksem insloeg.
A
HZ + HZ
B
BZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 24 - Quiz

9.4) wat zijn de persoonsvormen?
Omdat de regen tegen het raam klettert, zet ik de radio harder.

Slide 25 - Open question

9.4) wat zijn de onderwerpen?
Omdat de regen tegen het raam klettert, zet ik de radio harder.

Slide 26 - Open question

9.4) wat is het voegwoord?
Omdat de regen tegen het raam klettert, zet ik de radio harder.

Slide 27 - Open question

9.4) Wat is de juiste combinatie?
Omdat de regen tegen het raam klettert, zet ik de radio harder.
A
HZ + HZ
B
BZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 28 - Quiz

9.5) wat zijn de persoonsvormen?
Mijn docent zei: "Terwijl jij over het antwoord nadenkt, luister je eerst goed naar de zin."

Slide 29 - Open question

9.5) wat zijn de onderwerpen?
Mijn docent zei: "Terwijl jij over het antwoord nadenkt, luister je eerst goed naar de zin."

Slide 30 - Open question

9.5) wat is het voegwoord?
Mijn docent zei: "Terwijl jij over het antwoord nadenkt, luister je eerst goed naar de zin."

Slide 31 - Open question

9.5) Wat is de juiste combinatie?
Mijn docent zei: "Terwijl jij over het antwoord nadenkt, luister je eerst goed naar de zin."
A
HZ + HZ + HZ
B
BZ + HZ + HZ
C
HZ + BZ + HZ
D
BZ + BZ + HZ

Slide 32 - Quiz

Nu & volgende week
nu
werken aan fictie

volgende week 
woordsoorten

Slide 33 - Slide