Dag 10

Thema 8: Technologie
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 8: Technologie

Slide 1 - Slide

want
  • dit woord gebruik je om te zeggen wat de reden van iets is
  • je zegt waarom
  • zin: Ik ga naar bed, want ik ben moe. 
  • zin: Ik kom niet naar school, want ik ben ziek.

Slide 2 - Slide

wel
  • dit woord gebruik je om te zeggen dat iets waar is
  • wel waar <----> niet waar
  • zin: Ik hou niet van koffie, maar mijn vriendin wel.
  • zin: Die jurk is wel leuk, maar ik vind de broek mooier. 

Slide 3 - Slide

de wereld
  • de aarde
  • zin: Op de hele wereld wonen 7 miljard mensen (7000.000.000).

Slide 4 - Slide

werken (ww)
  • je werkt om geld te verdienen.
  • werkwoord: ik werk, jij/hij/zij werkt, wij werken
  • verleden tijd: 
    werkte - heb gewerkt
  • zin: Hij werkt in een schoenenwinkel. 

Slide 5 - Slide

de werker
  • iemand die het werk doet
  • zin: Hij is een harde werker.

Slide 6 - Slide

de zee
  • een grote hoeveelheid zout water tussen landen
  • zin: Als we naar het strand gaan, ga ik altijd in de zee zwemmen. 
  • zin: Den Helder ligt aan de zee.

Slide 7 - Slide

Ik blijf vandaag thuis, .........ik ben ziek.
44
A
daarom
B
waarom
C
want
D
dokter

Slide 8 - Quiz

Ik hou niet van koffie, maar mijn vriendin ..........
A
lekker
B
wel
C
goedkoop
D
allemaal

Slide 9 - Quiz

Welke foto hoort bij 'de wereld'?
46
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Waar zie je mensen 'werken'?
47
A
B
C
D

Slide 11 - Quiz

48
De werker

Slide 12 - Drag question

Vissen zwemmen in de zee.
Den Helder ligt aan de zee.
De zee is rood.
De koeien staan in de zee.
49
A
waar-niet waar- waar-waar
B
waar-waar niet waar-niet waar
C
niet waar-waar niet waar-niet waar
D
waar-waar waar-waar

Slide 13 - Quiz