Verwerkingsvragen thema 8 Technologie - rose - week 2

Thema 8: Technologie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Thema 8: Technologie

Slide 1 - Slide

Mijn fiets is kapot, ik moet de fiets .........

(er zijn meer goede antwoorden)
A
kopen
B
maken
C
repareren
D
huren

Slide 2 - Quiz

Gisteren was ik heel actief, want ik ging naar school en daarna voetballen. Het was leuk, maar ik ben er .............van geworden. Ik moet nu ............, ik ga naar bed.

A
rusten - moe
B
moe - rusten
C
actief - rusten
D
actief - moe

Slide 3 - Quiz

Waar lees je de betekenis: weer/opnieuw
van het woord 'nog'?

A
Ik heb nog geen vakantie, ik moet nog naar school.
B
Nog meer toetsen! Ik wil het niet meer!

Slide 4 - Quiz

Aan het eind van deze straat staat de school. Je hoeft niet linksaf en niet rechtsaf, alleen maar............
A
rechts
B
rechtdoor
C
achteruit
D
links

Slide 5 - Quiz

Naar rechts gaan is hetzelfde als.......
A
recht
B
rechtop
C
rechtdoor
D
rechtsaf

Slide 6 - Quiz

Maak een zin met het woord : de reis
- gebruik minimaal vier woorden
- denk aan de hoofdletter en punt

Slide 7 - Open question

Welke foto hoort bij 'de smartphone'?
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

De toekomst is.........................
A
het heden
B
niet het verleden
C
de tijd die nog komt
D
het verleden

Slide 9 - Quiz

Maak één zin met het woord 'vanaf'.
- Kies 1 betekenis
- minimaal vier woorden
- let op: hoofdletter en punt, volgorde van de woorden, goede vorm van het werkwoord.

Slide 10 - Open question

Welke zinnen horen bij de twee betekenissen van het ww 'vinden'?

1. Wat vind jij van zijn nieuwe kapsel?
2. Wij vinden school niet altijd leuk, maar meestal wel.
3. Als je het boek weer vindt, geef je het dan weer terug?
4. Gelukkig, ik heb mijn portemonnee weer gevonden!
A
1. goed 2 . goed 3. fout 4. fout
B
1 .goed 2. goed 3. goed 4. goed
C
1. goed 2. fout 3. fout 4. goed
D
1. fout 2. fout 3. fout 4. fout

Slide 11 - Quiz

Ben je weleens ergens
naartoe gevlogen met het vliegtuig?
Nee? Waar zou je dan naartoe willen?

Slide 12 - Mind map

Maak een zin met het ww 'voorstellen'.

- gebruik één van de twee betekenissen
- Let op! scheidbaar werkwoord

Slide 13 - Open question

..................hebben wij een toets?
A
Wanneer
B
Vanaf
C
Wij
D
Maken

Slide 14 - Quiz

Ik blijf vandaag thuis, .........ik ben ziek.
A
daarom
B
waarom
C
want
D
dokter

Slide 15 - Quiz

Ik hou niet van koffie, maar mijn vriendin ..........
A
lekker
B
wel
C
goedkoop
D
allemaal

Slide 16 - Quiz

Welke foto hoort bij 'de wereld'?
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

Waar zie je mensen 'werken'?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

De werker

Slide 19 - Drag question

Vissen zwemmen in de zee.
Den Helder ligt aan de zee.
De zee is rood.
De koeien staan in de zee.
A
waar-niet waar- waar-waar
B
waar-waar niet waar-niet waar
C
niet waar-waar niet waar-niet waar
D
waar-waar waar-waar

Slide 20 - Quiz