Les 1 - Grammatica: lijdende voorwerp

Grammatica Cursus 5
Herhaling zinsontleding
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
Nieuw
- Lijdend voorwerp


1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica Cursus 5
Herhaling zinsontleding
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
Nieuw
- Lijdend voorwerp


Slide 1 - Slide

Planning
Mavo + havo:
- Lesdoelen (2 minuten)
- Startopdracht: herhalen zinsdelen (10 minuten)
- Uitleg lijdend voorwerp (15 minuten)
- Aan de slag (10 minuten)
- Aan de presentatie werken (15 minuten)
- Afsluiten (5 minuten)

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Mavo + havo:

Doel 1: Je weet wat een lijdend voorwerp is.
Doel 2: Je kunt het lijdend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 3 - Slide

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het wwg?

Slide 4 - Mind map

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het onderwerp?
A
De clubleiding
B
de vernielzuchtige supporters
C
hun lidmaatschap
D
zit er niet in

Slide 5 - Quiz

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het wwg?

Slide 6 - Mind map

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het onderwerp?
A
Volgende week donderdag
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
om zes uur

Slide 7 - Quiz

Wat weet jij over een lijdend voorwerp?

Slide 8 - Mind map

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de basiszin bij het werkwoord ‘werken’?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de basiszin bij het werkwoord ‘bestellen’?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat het onderwerp nodig heeft om de handeling uit te voeren.

Dit zinsdeel 'lijdt' als het ware, dit zinsdeel 'ondergaat' de handeling. 

Slide 11 - Slide

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!

Slide 12 - Slide

Welke opgaven moeten we maken?​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 13 - Quiz

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 14 - Quiz

De verliefde jongen kocht een roos.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 15 - Quiz

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.
Wat is 'alle shirts van ons elftal'?
A
wwg
B
ond
C
lv
D
az

Slide 16 - Quiz

Wat snap je niet over
het lijdend voorwerp?

Slide 17 - Mind map

En nu oefenen!
Cursus 5 grammatica
Mavo: paragraaf 8
Havo: paragraaf 7
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Presentatie
Ga werken aan de presentatie voor fictie!
timer
15:00

Slide 19 - Slide

Lesdoelen
Mavo + havo:

Doel 1: Je weet wat een lijdend voorwerp is.
Doel 2: Je kunt het lijdend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 20 - Slide

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Zij 
kocht 
gisteren
een taart
voor haar moeder.

Slide 21 - Drag question

Zinsontleding
pv/wg
o
lv
Op straat 
heb
ik
een portemonnee
gevonden.

Slide 22 - Drag question