samenvatting Hoofdstuk 8

samenvatting Hoofdstuk 8

Paragraaf 1

Hoe stromen goederen en geld bij import en export?

import

export

geld van Nederland naar het buitenland

geld naar Nederland vanuit het buitenland

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:

1. Importeren
2. Exporteren
3. internationale handel
4. verkopen

Bedrijven verdienen geld met export.

1. Waar
2. Niet waar

Export zorgt voor werkgelegenheid.

1. Waar
2. Niet waar

Wat is een voordeel van import?

1. De omzet van de winkels stijgt.
2. Er is meer werkgelegenheid in de winkels.
3. Er is minder keus in de winkels.
4. Veel producten worden goedkoper.

Wat zijn voordelen van import voor de consument?

1. Meer concurrentie, dus goedkopere producten.
2. Minder concurrentie, dus goedkopere producten.

Wat zijn de voordelen van de euro?

1. Prijzen makkelijk vergelijken
2. Geen wisselkosten meer betalen
3. Producten worden goedkoper
4. Alle antwoorden zijn goed

Wat zijn de voordelen van de euro?

1. Prijzen moeilijker vergelijken
2. Geen wisselkosten meer betalen

Wat is de eurozone?

1. Alle landen in Europa
2. Alle landen in de Europese Unie
3. Alle landen die betalen met de euro
4. Nederland, België en Luxemburg

Paragraaf 2

Wat is vrijhandel?

1. Iedereen is vrij om te doen en laten wat hij/zij wil
2. Een land heeft hoge in- en uitvoercijfers
3. een land heeft dan geen in-/uitvoer beperkingen
4. een land mag dan niet meer dan 5.500 auto's uit Azië invoeren

Vrij verkeer van goederen en diensten

Vrij verkeer van personen

Vrij verkeer van kapitaal

Je gaat in België op vakantie

Je gaat in Duitsland werken

Je spaart je geld bij een bank in Spanje

Je importeert wijn uit Frankrijk

Sleep

de

vrijheden

naar 

de 

juiste uitleg

Je mag overal wonen en werken

Je mag overal een rekening openen

Er is sprake van vrijhandel

Vrij verkeer van goederen en diensten

Vrij verkeer van kapitaal

Vrij verkeer van personen

Wat is protectie?

1. Mensen extra geld geven
2. Exporteren uit het buitenland
3. Productie in eigen land beschermen

Internationale concurrentiepositie is:

1. goedkoper produceren dan andere landen
2. Sneller te kunnen produceren.
3. Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen

In de EU zijn geen invoerrechten.
Wat zijn invoerrechten?

1. belasting over spullen uit het buitenland
2. belasting over spullen naar het buitenland
3. een soort BTW
4. Exportbelastingen

internationale handel

1. handel tussen landen binnen Europa
2. handel tussen landen over de hele wereld
3. handel tussen Europese en Aziatische landen
4. handel tussen Nederland en Indië

paragraaf 3

Tijdens Prinsjesdag gaat het veel over de koopkracht.

Maar wat is koopkracht?

1. Hoeveel inkomen uit arbeid je hebt.
2. De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
3. De hoeveelheid welvaart die je hebt
4. De hoeveelheid euro's die je kunt uitgeven.

Ontwikkelingslanden zijn:

1. landen die goed ontwikkeld zijn
2. landen met een hoge koopkracht
3. landen met weinig analfabetisme
4. landen waar de productie en inkomens laag zijn

wat is de armoede grens?

1. het maximale bedrag dat je nog hebt om te werken
2. het bedrag dat je aan luxe producten kunt besteden
3. het minimale bedrag dat je nodig hebt om te leven

Wat is geen kenmerk van een ontwikkelingsland?

1. Slechte infrastructuur
2. Lage werkloosheid
3. Koopkracht is laag
4. Weinig industrie

Wat is arm? Armoede leidt tot armoede.

Wat is ondervoeding?

1. Er is niet genoeg voedsel beschikbaar
2. Er is te veel voedsel beschikbaar in de regio
3. In het beschikbare voedsel zitten niet genoeg voedingsstoffen
4. Op grote schaal heerst voedselschaarste

paragraaf 4

Fairtrade is een keurmerk, waarvoor staat Fairtrade

1. Eerlijke betaling werknemers
2. Duurdere prijzen
3. Eerlijke milieu normen
4. Lekkerder eten

Internationale arbeidsverdeling is:

1. Elk land produceert waar hij goed en goedkoop in is.
2. Elk land produceert hetzelfde product
3. er komen steeds meer gastarbeiders
4. de werkeloosheid neemt toe

Paragraaf 5

Wat is industrialisatie?

\Industrialisatie past het best bij:

1. Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
2. Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
3. Een speciale dans.
4. Mensen die in fabrieken werken.

Wat is een multinational?

1. Een groot bedrijf in Nederland
2. Een groot bedrijf met vestigingen in meerdere landen
3. Een klein ambachtelijk bedrijf
4. Gezellige koffietent

lagelonenlanden

1. Indonesië
2. Suriname
3. Landen met veel lagere lonen dan de lonen in Nederland.
4. landen waar de lonen hoger zijn dan in Nederland

Paragraaf 6

Ontwikkelingssamenwerking

1. Samenwerking waarbij arme en rijke landen samen kijken hoe het leven in arme landen kan worden verbeterd
2. Landen met veel geld en macht
3. Samenwerking van industrie en diensten
4. Directe hulp bij natuurramp of oorlog

Noodhulp

1. Tijdelijke hulp aan mensen die zich in een noodsituatie bevinden
2. Samenwerking tussen rijke en arme landen met als doel het leven in de arme landen blijvend te verbeteren