tegenwoordige tijd

Lesdoel
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd  goed spellen.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lesdoel
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd  goed spellen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

De 'tegenwoordige tijd' is NU.
Welke zin is in de tegenwoordige tijd?
A
Hij kreeg een boek voor z'n verjaardag.
B
Zij krijgen een taart voor hun verjaardag.
C
Wij kregen speelgoed op onze verjaardag.

Slide 3 - Quiz

De tegenwoordige tijd is altijd......
A
d of t
B
ik-vorm (+t)
C
ik-vorm (+d)
D
saai

Slide 4 - Quiz

De 'tegenwoordige tijd' is NU.
Welke zin is in de tegenwoordige tijd?
LET OP: gemene vraag!!!
A
Morgen gaat hij naar de kapper.
B
Gisteren ging hij naar de kapper.

Slide 5 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 6 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De overvaller (beroven) het gezin.
A
berooft
B
beroofd

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(draaien) Hij ... er altijd omheen.

Slide 9 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Achmed ........... (vertellen) aan zijn moeder dat hij nooit meer vuurwerk zal afsteken.

Slide 10 - Open question

Ik (vinden) er niets aan.

Slide 11 - Open question

De kip (broeden) al 2 weken.

Slide 12 - Open question

(Houden) jij ook van nasi?

Slide 13 - Open question

Hij (schelden) iemand uit.

Slide 14 - Open question

Zelfstandig aan de slag
timer
1:00

Slide 15 - Slide