3.2 Temperatuurverschillen op aarde

3.2 Temperatuurverschillen op aarde

Deel 1
1 / 38
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.2 Temperatuurverschillen op aarde

Deel 1

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je weet hoe de atmosfeer de temperatuur op de aarde beïnvloedt.
- Je begrijpt welke invloed de stand van de zon en de geografische breedte heeft op de temperatuur.
- Je kunt de invloed van land, zee en hoogteligging op het klimaat uitleggen

Slide 2 - Slide

Welke 9 klimaten hebben we ook alweer? 

Slide 3 - Slide

Wat is het weer?
A
de temperatuur, de wind en de neerslag op een bepaald moment op een bepaalde plaats.
B
het gemiddelde weer in een groot gebied over 30 of 40 jaar.

Slide 4 - Quiz

Andere naam voor parallel
A
Meridiaan
B
Breedtecirkel
C
Merilel
D
Lengtecirkel

Slide 5 - Quiz

Als je naar het journaal kijkt, wat vertellen ze vaak op het einde?
A
Het klimaat
B
Het weer

Slide 6 - Quiz

Wat is een meridiaan?
A
De lijn die van oost naar west loopt
B
De lijn die oost naar noord loopt
C
De lijn die van west naar zuid loopt
D
De lijn die van noord naar zuid loopt

Slide 7 - Quiz

Tropisch klimaat
Savanne klimaat
Woestijn klimaat
Gematigd klimaat
Land klimaat
Pool klimaat

Slide 8 - Drag question

Wat is het tropisch regenwoud?
A
Groot bos dat nog niet door mensen is aangetast.
B
Bos in warme en vochtige gebieden rond de evenaar.
C
Een bos met naaldbomen.
D
Een akker met natte rijstbouw.

Slide 9 - Quiz

Taiga
Toendra
Landijs

Slide 10 - Drag question

tropisch klimaat of koud klimaat?
A
Tropisch klimaat
B
Koud klimaat

Slide 11 - Quiz

Een deken rond de aarde

Slide 12 - Slide

De atmosfeer 

Atmosfeer (dampkring) = luchtlaag rondom de aarde.

Door de atmosfeer is er leven op aarde.

Slide 13 - Slide

Temperatuur aarde

Geen atmosfeer =
Overdag heel warm en in de nacht heel koud.

atmosfeer= beschermingslaag voor de aarde

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

De stand van de zon

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

De stand van de zon

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Stand van de zon
- De temperatuur is hoger op lage breedte.
Dit komt door de stand van de zon, de zon schijnt hier loodrecht op het aardoppervlak, hierdoor is het aardoppervlak kleiner.
- De temperatuur is lager op hoge breedte.
De zon schijnt hier schuin op het aardoppervlak, hierdoor is het aardoppervlak groter.

Slide 20 - Slide

Maak nu van 3.2 opdracht
1, 2 en 3

Slide 21 - Slide

3.2 Temperatuurverschillen op aarde

Deel 2

Slide 22 - Slide

Leerdoelen
- Je weet hoe de atmosfeer de temperatuur op de aarde beïnvloedt.
- Je begrijpt welke invloed de stand van de zon en de geografische breedte heeft op de temperatuur.
- Je kunt de invloed van land, zee en hoogteligging op het klimaat uitleggen

Slide 23 - Slide

De invloed van zee, land en hoogte

Slide 24 - Slide


A
Hoge breedte
B
Lage breedte

Slide 25 - Quiz


A
Hoge breedte
B
Lage breedte

Slide 26 - Quiz

Het is nooit boven 10°C op Groenland omdat:
A
Er geen bomen groeien
B
De invalshoek van de zon heel klein is
C
De zon loodrecht staat boven Groenland
D
De Inuit het graag koud hebben

Slide 27 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
Hoe hoger de breedtegraad, hoe warmer het is.
B
Hoe verder van de evenaar, hoe kouder het wordt.
C
Hoe kleiner de invalshoek van de zon, hoe warmer het is.
D
Hoe kleiner de invalshoek van de zon, hoe dichter bij de evenaar.

Slide 28 - Quiz

-Kleine schaduw
-hoge zonnestand
-Grote hoek van inval
-Hoge temperatuur op lage breedte 
-Klein oppervlakte verwarmd 
 
-Grote schaduw
-Lage zonnestand
-kleine hoek van inval 
- lage temperatuur  op hoge breedte 
- groot oppervlakte verwarmd 

Slide 29 - Slide

Welk klimaat hadden wij?

Slide 30 - Slide

De invloed van zee, land en hoogte

Slide 31 - Slide

Invloed van zee, land en hoogte

Slide 32 - Slide

invloed van zee en land
zomer: land warmt sneller op dan zee.  
               Aan zee - koel, op land - warm


winter: water blijft lang warm. 
               Aan zee -  warm,  op land -  koud

Slide 33 - Slide

 Invloed van hoogte


  • hoe hoger hoe kouder
  • per 1000m stijging, wordt temperatuur 6°C kouder
  • de hoogteligging bepaalt de plantengroei in de bergen

Slide 34 - Slide

1000m omhoog = 6°C kouder

Slide 35 - Slide

Oefenen
Je krijgt 5 minuten om de volgende vragen zelfstandig te beantwoorden in je schrift. De vragen worden moeilijker.
Je werkt in stilte.
Heb je een vraag? Steek je hand omhoog

Slide 36 - Slide

Vragen
1. Je staat op een berg die 1500m hoog is, het is hier 23 ℃.
Je gaat de berg 1000m omlaag, hoe warm is het nu?
2. Hoensbroek ligt op 106m, het is hier 8℃.
Je gaat naar een hoogte van 2106m, hoe warm is het nu?
3. Je gaat op vakantie naar Oostenrijk en je rijdt door de bergen. Voordat je de berg opgaat zit je op 580m en het is nu 17,4℃
Na een uur rijden zit je op 780m, hoe warm is het nu?
4. Je zit rondom het Gardameer waar het 70m hoog is en het 30℃ is, je gaat wandelen en opeens zit je op 120m hoogte. Hoe warm is het nu?
5. Je bent in Salzburg, Oostenrijk. Je staat op 420m hoogte en het is 18℃.
Je gaat naar beneden en hier is het 330m. Hoeveel ℃ is het hier?

Slide 37 - Slide

Maak nu van 3.2 opdracht
4a, 4b, 5 en 6

Slide 38 - Slide