Krachten

Krachten
4B/K

Mevrouw Ruysink
1 / 45
next
Slide 1: Slide
naskVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Krachten
4B/K

Mevrouw Ruysink

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Herhaling lesstof vorige les
Uitleg over verschillende soorten krachten
Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

De vorige les
Krachten kunnen
-Voorwerpen laten bewegen

-Voorwerpen van vorm laten veranderen


-Voorwerpen van richting laten veranderen

Slide 3 - Slide

Verschillende soorten kracht (F)
Spierkracht- alleen bij mensen en dieren
Veerkracht- verandert terug naar orginele vorm
Spankracht- kracht door strakgetrokken touw/kabel/ketting
Zwaartekracht- aantrekkingskracht van de aarde 
Wrijvingskracht- twee oppervlakten tegen elkaar aan
Magnetische kracht- aantrekken en afstoten
Electrische kracht- aantrekken en afstoten

Slide 4 - Slide

Opdrachten maken
We maken vanaf blz 68 opdracht 9 t/m 29 in het leerwerkboek vanaf blz 68.

Slide 5 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik. Wat hebben we de vorige les gedaan?

Uitleg zwaartekracht
Uitleg krachten meten 
Practicum krachten meten,
alle practicums tellen mee voor een cijfer (PTA,Practicum)


Slide 6 - Slide

Zwaartekracht 
De kracht waarmee de aarde aan jou lichaam trekt (Fz)
De eenheid hierbij is Newton (N)
Aan 100 gram trekt de aarde met 1 N 
Aan 1000 gram trekt de aarde met 10 N

Berekening (4BWI):
zwaartekracht (gewicht)= massa x aantrekkingskracht
Aantrekkingskracht is altijd 10 N/kg !!!

Slide 7 - Slide

Krachten meten
Je kunt krachten meten met een veerunster.
De eenheid van kracht is Newton (N)

Slide 8 - Slide

Practicum krachten meten

-Werk waar mogelijk in 2 tallen
-Je krijgt van de docent materialen (statief, gewichten, veerunster)
-Je krijgt van de docent de opdracht


Slide 9 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
-De vorige les hebben jullie de theorie in de praktijk gebracht. Nu gaan jullie aan de slag met jullie kennis.

BWI3: opdrachten paragraaf 3,        52 t/m 71
BWI4: opdrachten paragraaf 2,          45 t/m 59

Slide 10 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 30 tm 36 in je werkboek

(Opdracht 37 tm 44 hoeven niet ivm practicum)

Slide 11 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat zwaartekracht is en kun je hiermee rekenen
Uitleg zwaartekracht
Opdrachten maken

Slide 12 - Slide

Zwaartekracht 
De kracht waarmee de aarde aan jou lichaam trekt (Fz)
De eenheid hierbij is Newton (N)

Berekening:
zwaartekracht (gewicht)= massa x valversnelling
Valversnelling is altijd 10!!!

Slide 13 - Slide

Aan de slag
We maken met elkaar opdracht 45 t/m 59 in het werkboek

Slide 14 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik (zwaartekracht)
Doelen

-Aan het einde van de les kun je krachten tekenen met een pijl
Uitleg (met oefenblad)
Opdrachten maken

Slide 15 - Slide

Krachten tekenen (oefenblad)
-Lengte pijl: grote kracht
-Richting pijl: richting kracht
-Start pijl: start kracht

Slide 16 - Slide

Krachten samenstellen
Als twee krachten dezelfde kant opwerken, moet je ze bij elkaar optellen. Bijvoorbeeld:
Jordy en Sander duwen samen een blok vooruit, Sander duwt met een kracht van 400 N en Jordy met een kracht van 300 N. Met hoeveel kracht duwen ze tegen het blok aan?

Slide 17 - Slide

Krachten samenstellen
Als twee krachten in tegengestelde richting werken moet je ze van elkaar aftrekken.
Bijvoorbeeld: Bram en Nigel zijn aan het touwtrekken. Bram trekt met een kracht van 500 N aan het touw en Nigel met een kracht van 600 N. Met hoeveel kracht verplaatst het touw zich?

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 60 tm 68 en
opdracht 75 tm 82

Slide 19 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen
-Aan het einde van de les kun je rekenen met hefbomen en evenwicht
Uitleg
Opdrachten maken

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Hefboom
Krachtvergroting van de hefboom:
Lengte van de lange arm/lengte korte arm=krachtvergroting
Bijvoorbeeld lange arm =60 cm. Korte arm is 3cm.
60/3=20 

Kracht op de korte arm berekenen:
Kracht op de lange arm x krachtvergroting 
Bijvoorbeeld F=500N
kracht korte arm= 500Nx20= 10 000 N

Slide 22 - Slide

Hefboom in evenwicht
Een hefboom is in evenwicht als aan beide kanten het krachtmoment gelijk is. Moment = kracht x lengte arm
Je berekent voor beide kanten het moment. Als dat aan beide kanten gelijk is heb je een evenwicht.

Slide 23 - Slide

Aan de slag
Practicum blz  96  uitvoeren in tweetallen

Maak opdracht 88 tm 95 in je werkboek
En opdracht 96 tm 99

Slide 24 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen
Uitleg
Opdrachten maken

Slide 25 - Slide

De vaste katrol

Een vaste katrol draait de kracht om. Je herkent een vaste katrol aan het feit dat hij VAST zit.


Kracht verandert niet! maar richting kan wel veranderen


Slide 26 - Slide

De losse katrol
  • Een losse katrol maakt ons sterker.
  • De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt.
  • In dit geval moet je met
    50N trekken om 100N omhoog te krijgen.

Slide 27 - Slide

Takel
Vaste katrol met losse katrol: verdeelt het gewicht over hoeveel katrollen je toevoegd. 


Slide 28 - Slide

Aan de slag
We maken opdracht 102 tm 109 in het werkboek vanaf blz 104

Slide 29 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat druk is en met druk rekenen
Uitleg druk
Opdrachten maken

Slide 30 - Slide

Druk
Kracht werkt op een voorwerp

Kracht/druk wordt verdeelt over een voorwerp

De kracht per cm2 noem je druk

Druk=Kracht/oppervlakte
Door het oppervlakte te verkleinen, neemt de druk toe

Slide 31 - Slide

Opdrachten maken
Maak opdracht 110 tm 128 in je werkboek

Dit mag klassikaal 

Slide 32 - Slide

Wat gaan we deze les doen?

Klassikaal examentrainer maken

Film schooltv

Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
A
Grootte
B
Richting
C
Aangrijpingspunt
D
Allemaal even belangrijk.

Slide 35 - Quiz

Wat is geen kenmerk van een kracht
A
je kan een voorwerp van richting veranderen
B
Je kan een voorwerp vervormen
C
Je kan een voorwerp van snelheid veranderen
D
Je kan krachten zien

Slide 36 - Quiz

er werken twee krachten op een voorwerp: een van 3 N en een van 4 N.
Dan kan de resulterende kracht 5 N zijn
A
ja , mits de krachten niet dezelfde richting hebben
B
nee, dat kan nooit en nimmer
C
daar kun je niets over zeggen

Slide 37 - Quiz

Wat is de werking van een vast katrol
A
het veranderen van de richting van de kracht
B
het halveren van de kracht
C
het verdubbelen van de kracht
D
er gebeurt niets

Slide 38 - Quiz

Een verhuizer gebruikt een vaste katrol om een last van 800 N omhoog te hijsen over een afstand van 6 m.
Wat is het voordeel van het gebruik van zo'n vaste katrol?
A
Dan hoeft hij maar 400 N aan het touw te trekken
B
Dan hoeft hij minder arbeid te verrichten om de kist omhoog te krijgen
C
Het is gemakkelijker een touw omlaag te trekken dan een kist op te tillen
D
Hij hoeft maar 3 m touw in te trekken om de kist 6 m omhoog te halen

Slide 39 - Quiz

deze balk
A
draait linksom
B
in evenwicht
C
draait rechtsom

Slide 40 - Quiz

Kan je krachten zien?
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quiz

Krachten kan je meten met een
A
weegschaal
B
veerunster
C
thermometer

Slide 42 - Quiz

Op een voorwerp werken verschillende krachten. Wanneer is er een even wicht van krachten?
A
als de krachten dezelfde werklijn hebben
B
als de krachten tegengesteld zijn
C
als de krachten allemaal even groot zijn
D
als de som van de krachten 0 N is

Slide 43 - Quiz

wat is nettokracht?
A
alle krachten bij elkaar
B
zwaartekracht
C
eet kracht
D
poep kracht

Slide 44 - Quiz

Wat is de formule voor druk in woorden?
A
Druk = kracht/ oppervlakte
B
Druk = oppervlakte / kracht
C
Druk = kracht x oppervlakte
D
Druk = oppervlakte x kracht

Slide 45 - Quiz