H6 rekenen

Samenvattend: formules
  • Omzet (verkoopopbrengst) = afzet x verkoopprijs
  • Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
  • Brutowinst = omzet – inkoopwaarde
  • Nettoresultaat = Brutowinst – bedrijfskosten (nettowinst of nettoverlies)
  • Brutowinst per product = verschil tussen de inkoopprijs en verkoopprijs.
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw







1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Samenvattend: formules
  • Omzet (verkoopopbrengst) = afzet x verkoopprijs
  • Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
  • Brutowinst = omzet – inkoopwaarde
  • Nettoresultaat = Brutowinst – bedrijfskosten (nettowinst of nettoverlies)
  • Brutowinst per product = verschil tussen de inkoopprijs en verkoopprijs.
  • Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge
  • Consumentenprijs = verkoopprijs + btw







Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Bereken de afschrijving per jaar.
Bastiaan heeft voor € 15.000 een auto gekocht en hij wil die in 5 jaar afschrijven. Hij verwacht de auto na die 5 jaar nog voor € 5.000 te kunnen verkopen.
A
€ 1.000
B
€ 1.500
C
€ 2.000
D
€ 3.000

Slide 4 - Quiz

Het Sophianum koopt kerstbrood in bij de bakker voor in totaal € 1.680. Het Sophianum verkoopt in de maand december 800 kerstbroden voor € 2,40 per stuk. De bedrijfskosten in de maand december zijn € 140 in totaal.
Bereken het nettoresultaat voor het Sophianum in december

Slide 5 - Open question

Nettoresultaat berekenen uitwerking
Het Sophianum koop kerstbrood in bij de bakker voor in totaal € 1.680. Het Sophianum verkoopt in de maand december 800 kerstbroden voor € 2,40 per stuk. De bedrijfskosten in de maand december zijn € 140 in totaal. 
Bereken het nettoresultaat voor het Sophianum in december.
  1. Omzet = afzet x verkoopprijsskosten
  2. Nettoresultaat = Brutoresultaat - bedrijfkosten
  3. Brutoresultaat = Omzet – Inkoopwaarde
  4. Omzet = 800 x € 2,40 = € 1.920
  5. Inkoopwaarde = € 1.680
  6. Brutoresultaat = € 1.920 - € 1.680 = € 240
  7. Nettoresultaat = € 240 - € 140 = € 100


Slide 6 - Slide

Berekenen

Verkoopprijs
  • 100%
Btw
  • 9% 
Consumentenprijs
  • 109% 
  • 100%
  • 21% 
  • 121% 
  • Je koopt een tas met een verkoopprijs van € 45. Het btw tarief is 21%
  1. Bereken de btw
  2. Bereken de consumentenprijs

Slide 7 - Slide

Je koopt een tas met een verkoopprijs van €45.
Het btw tarief is 21%.
Bereken de btw en de consumentenprijs

Slide 8 - Open question

Je koopt een tas met een consumentenprijs van € 50,-
Het btw tarief is 21%.
Bereken de verkoopprijs en de btw.

Slide 9 - Open question


Slide 10 - Open question


Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question


Slide 13 - Open question


Slide 14 - Open question


Slide 15 - Open question

Een flesje parfum wordt ingekocht door de parfumerie voor € 25,-. De brutowinstopslag is 40%.
Wat is de verkoopprijs
A
€ 25,-
B
€ 15,40
C
€ 34,60
D
€ 9,60

Slide 16 - Quiz


Slide 17 - Open question

In een maand heeft GHC 400 kerstengeltjes ingekocht. De kerstengeltjes kosten € 2,50 per stuk. Bereken de inkoopwaarde voor het GHC.

Slide 18 - Open question

Een magazijn verwerkt per jaar 73.000 orders. Er zijn 5 fulltimers werkzaam (40 uur per week). Bereken de arbeidsproductiviteit per dag.

Slide 19 - Open question

Inkoopwaarde = € 7 500,-
Omzet = € 11 300,-
Wat is de brutowinst?

Slide 20 - Open question

Omzet = € 50,- Inkoopwaarde = € 5,-
Bedrijfskosten zijn € 25,-
Bereken de brutowinst en de nettowinst

Slide 21 - Open question

Een winkelier koopt t shirts voor € 20 in. Hij wil 10 % brutowinst maken. wat wordt de verkoopprijs??

Slide 22 - Open question

Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht. Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000

Slide 23 - Quiz