Feit, mening en argument

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is een feit?

Slide 2 - Open question

Feit
Feiten zijn waar of niet waar. Een voorbeeld van een feitelijke uitspraak is: 'In achttien steden in Nederland kun je een deelscooter huren.'

Je kunt controleren of deze uitspraak waar of niet waar is. 

Slide 3 - Slide

Wat is een mening?

Slide 4 - Open question

Mening
Bij een mening gaat het niet om iets wat waar of onwaar is, maar je kunt het ermee eens of oneens zijn.

Bijvoorbeeld: 
'Scooters zouden verboden moeten worden.'
De één vindt van niet, de ander van wel.

Slide 5 - Slide

Wat is een argument?

Slide 6 - Open question

Argument
Om een ander te overtuigen van jouw mening, gebruikt iemand argumenten. Een argument is een reden. 

Bijvoorbeeld: 
(mening) Scooters zouden verboden moeten worden, omdat (argument) ze voor veel parkeeroverlast zorgen. 

Slide 7 - Slide

Ik vind oranje een mooie kleur.
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quiz

Ik vind de muziek van U2 mooi.
A
Mening
B
Feit

Slide 9 - Quiz

Willem-Alexander is koning van Nederland.
A
Feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Ik vind dat het openbaar vervoer voor iedereen gratis moet zijn.
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quiz

Honden zijn dieren.
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quiz

De eerste klassen van de VEVA zijn de leukste klassen.
A
Feit
B
Mening

Slide 13 - Quiz

Aan de slag! 
Paragraaf 1.5, opdracht 1 tot en met 5. 

Huiswerk voor morgen. 

Slide 14 - Slide