Herhaling HS 4

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Goedemorgen iedereen

Graag aandacht voor het volgende:

• Telefoon in de telefoonkast
• Laptop op tafel
• Log in in Lessonup
• Wees stil en wacht tot ik wil beginnen

Herhalen HS 4

Wat is de naam van dit tijdvak?

1. De tijd van Steden en Staten
2. De tijd van Monniken en Ridders
3. De tijd van Ontdekkers en Hervormers
4. De tijd van de Middeleeuwen en Kerkem

Welke jaartallen horen bij deze tijd?

1. 1200 tot 1500
2. 500 tot 1000
3. 1000 tot 1500
4. 1250 tot 1500

Wat is een kruistocht?

Wie deden er NIET mee aan kruistochten?

1. Kinderen
2. Vrouwen
3. Moslims
4. Soldaten

Waar of niet waar: op kruistocht gaan duurde maanden

1. Waar
2. Niet waar

De paus vroeg de mensen...

1. Om te vechten in Israël
2. Om op kruistocht te gaan
3. Om te doen wat in de bijbel staat
4. Om op de vlucht te gaan voor de heidenen

Wat is een belangrijk onderdeel aan het stichten van een stad?

1. Dat deze in het bos is
2. Dat je weilanden in de buurt hebt
3. Dat deze aan zee ligt
4. Dat je een rivier in de buurt hebt

Waar of niet waar: het leven in de stad is erg schoon

1. Waar
2. Niet waar

Waarom waren de steden ongezond?

1. Niemand maakte schoon
2. De burgers gaven veel feestjes
3. Iedereen gooide alles op straat

Welke uitspraak is JUIST?

1. Een schout houdt zich bezig met recht spreken in een stad
2. Iemand van de schutterij houdt zich bezig met rechtspreken in een stad
3. Misdadigers worden gestraft door de schutterij
4. Misdadigers worden gestraft door de schout

Welke dodelijke ziekte was er rond 1350?

1. Corona
2. De Spaanse griep
3. De pest
4. Waterpokken

Wat was een gevolg (wat kwam er na) de pest?

Welk begrip hoort bij de uitleg: Een manier om de pest te genezen door bloed uit de aderen te laten lopen

1. Handswerkslieden
2. Schutterij
3. Specerij
4. Adelaten

Welk begrip hoort bij de uitleg: een groep mannen die destad beschermde tegen dieven, moordenaars en gevaar

1. Schutterij
2. Stadsrechten
3. Handwerkslieden
4. Burger

Welke uitleg hoort bij het begrip: Heilige Land

1. Christenen op weg om het Heilige Land terug te veroveren op de heidenen
2. Volgens de Bijbel het land waar Jezus woonde. Het gebied heet nu Israël
3. Het met de hand maken van één product
4. Een groep mannen die de stad beschermden. Voor hen was de stad het Heilige Land

Wat ga je leren voor de toets?

• Hoofdstuk 4, paragraaf 1 t/m 5. Zorg dus ook dat je dit af hebt!
• De begrippen
• De jaartallen van het hoofdstuk (bijvoorbeeld welke jaartallen bij het tijdvak horen en hoe het heet)