This lesson contains 34 slides, with text slides and 6 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Dienstag, den 16. Dezember
Slide 1 - Slide
Lernziele
Am Ende der Stunde wisst ihr was ihr noch für die Prüfung lernen musst.
Slide 2 - Slide
Zwakke werkwoord (A)
Slide 3 - Slide
Herhaling zwakke werkwoord
STAM: werkwoord -en wohnen - wohn
Ezelsbruggetje: F E E ST T EN T EN
Stam eindigendop d/t dan extra e bij du/er,sie,es/man/ihr, z. B arbeiten: stam arbeit dus: du arbeitest, er/sie/es/man arbeitet, ihr arbeite
Denk ook aan de werkwoorden: zeichnen, atmen, öffnen, rechnen, regnen,
Stam eindigend op sis-klank (s/ss/x/sch/ß/z) du alleen t, z. B. tanzen:stam tanz dus:du tanzt
Slide 4 - Slide
Schwaches Verb
und haben/sein
(arbeiten) Er ...........immer sehr gut.
(fischen) Ich ........ im Nordsee .........
(zeichnen) Mirthe ............ schön.
(kosten) Diese Jacke ......... 80 Euro.
(spielen) Er ............ Fußball.
(warten) Ihr ......... immer sehr auf dem Bus nach Lelystand.
(sind) Wir ......... froh dass du wieder gesund bist.
(reden)Warum ........... ihr heute in der Schule so viel .............
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Voltooid deelwoord (B)
Slide 7 - Slide
Zwakke voltooide deelwoord
- zet ge+ stam + t
bijvoorbeeld gemacht, gespielt
- als de stam eindigt op een d/t
ge + stam + et
bijvoorbeeld ge + stamt + et
Slide 8 - Slide
Voltooid deelwoord, vul in
Ich habe nichts ........ (fragen).
Du hast auf mich .........(warten).
Slide 9 - Slide
De telwoorden (C)
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
21= einundzwanzig
30= dreißig
40= vierzig
50= fünfzig
60= sechzig
70= siebzig
80= achtzig
90= neunzig
100= hundert
1000= tausend
31 = einunddreißig
32 = zweiunddreißig
33= dreiunddreißig
34= vierunddreißig
75= fünfundsiebzig
89= neunundachtzig
395=dreihundertfünfundneunzig
die Zahlen 21-1000
Slide 12 - Slide
Schrijf voluit in het Duits
1 =
31=
177=
1000=
Slide 13 - Slide
Der, die oder das (D)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Der, die das
Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig
Umgebung
Lehrerin
Montag
Sommer
Kuh
Mädchen
Kinder
Übungen
Slide 16 - Slide
Modale werkwoorden (E)
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
De stamklinker
Bij een modaal werkwoord in het Duits:
enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de stamklinker
ich + er/sie/es krijgen geen uitgang
meervoud is regelmatig
Slide 19 - Slide
Wat helpt je bij het leren?
Bij 3 van deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud: - dürfen (= mogen, ik mag) -> ich darf - können (= kunnen, ik kan) - > ich kann - wollen (= willen, ik wil) -> ich will
Slide 20 - Slide
klinkerverandering
Bij 3 van deze werkwoorden is de klinker in het enkelvoud zoals in het Nederlandse enkelvoud: - dürfen = a - wollen = i - können = a - müssen= u - möge = a - wissen = eiß
möchten geen klinkerverandering
Slide 21 - Slide
Wat helpt bij het leren?
Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin, bijvoorbeeld: de klas moet maar weg wezen En link deze letters in je hoofd met de Modalverben ...
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Het persoonlijke voornaamwoord (F)
Slide 24 - Slide
Grammatik (F)
Een zelfstandig voornaamwoord vervangen dor een persoonlijk voornaamwoord: