H3.1

Deze les: 
H3 paragraaf 1
Oplossen op twee manieren:
Oplossen met één grafiek
Oplossen met twee grafieken
1 / 21
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deze les: 
H3 paragraaf 1
Oplossen op twee manieren:
Oplossen met één grafiek
Oplossen met twee grafieken

Slide 1 - Slide

bedrag in € = 2,50 + 0,50f
f: aantal foto's
Hoeveel euro betaal je voor 10 foto's?
A
€10,-
B
€7,25
C
€7,50
D
€12,50

Slide 2 - Quiz

bedrag in € = 2,50 + 0,50f
f: aantal foto's
Hoeveel euro betaal je voor 20 foto's?
A
€10,-
B
€13,50
C
€12,50
D
€25,00

Slide 3 - Quiz

bedrag in € = 2,50 + 0,50f
f
0
20
50
bedrag in €
?
?
?
A
0 | 12,50 | 27,50
B
2,50 | 12,50 | 27,50
C
2,50 | 15,00 | 27,50
D
0 | 12,50 | 17,50

Slide 4 - Quiz

Welk punt hoort bij de
dikgedrukte tekst in de tabel?
f
0
20
50
bedrag in €
2,50
12,50
27,50
A
Punt A
B
Punt B
C
Punt C
D
Weet ik niet

Slide 5 - Quiz

Welk punt hoort bij de
dikgedrukte tekst in de tabel?
f
0
20
50
bedrag in €
2,50
12,50
27,50
A
Punt A
B
Punt B
C
Punt C
D
Weet ik niet

Slide 6 - Quiz

bedrag in € = 2,50 + 0,50f
f
0
20
50
bedrag in €
2,50
12,50
27,50

Slide 7 - Slide

Hans betaalt €20 voor het afdrukken van de foto's
Hoeveel foto's heeft Hans besteld?

Slide 8 - Slide

Hans betaalt €20 voor het afdrukken van de foto's
Hoeveel foto's heeft Hans besteld?

Slide 9 - Slide

Hans betaalt €20 voor het afdrukken van de foto's
Hoeveel foto's heeft Hans besteld?
Controle

Slide 10 - Slide

Lisa betaalt €15 voor het afdrukken
van haar foto's
Hoeveel foto's heeft Lisa besteld?
A
25 foto's
B
10 foto's
C
20 foto's
D
Weet ik niet

Slide 11 - Quiz

Ik snap het
(oplossen met één grafiek)
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Werken aan huiswerk
3 t/m 8 (blz 138)
Tot 11:35, dan even chillen

Slide 13 - Slide

Chillen tot 11:45

Slide 14 - Slide

Tweede deel van de les:
H3 paragraaf 1
Oplossen op twee manieren:
Oplossen met één grafiek
Oplossen met twee grafieken

Slide 15 - Slide

Het snijpunt van
de twee grafieken is
A
(5, 3)
B
(0; 0,5)
C
(3, 5)
D
(1, 4)

Slide 16 - Quiz

Na hoeveel uur zijn de
kaarsen even lang?
Grafiek van de lengte van kaarsen met 
t: tijd in uren
A
3 uur
B
15 uur
C
2,5 uur

Slide 17 - Quiz

Hoe lang zijn de kaarsen dan?
(Na 2,5 uur)
A
2,5 cm
B
1,5 cm
C
20 cm
D
15 cm

Slide 18 - Quiz

Welke kaars is het langst na
3 uur branden?
A
Rode kaars
B
Groene kaars

Slide 19 - Quiz

Welke kaars is het langst na
1 uur branden?
A
Rode kaars
B
Groene kaars

Slide 20 - Quiz

Werken aan huiswerk
tot ik zeg dat je mag opruimen
3 t/m 8 (blz 138)
10 t/m 13 (blz 142)

Slide 21 - Slide