Formatieve toets 4.1 t/m 4.3 TL

Formatieve toets
4.1 - 4.2 - 4.3
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Formatieve toets
4.1 - 4.2 - 4.3

Slide 1 - Slide

Al een aantal dagen is het buiten vrij koud. Er ligt ijs op de vijver en het heeft gesneeuwd. Esmee heeft een dikke trui aangedaan om te voorkomen dat zij het koud krijgt. Als Esmee aankomt op school krijgt ze meteen een sneeuwbal in haar gezicht! Na een sneeuwballengevecht gaan Esmee en haar vriendinnen snel wat drinken; ze hebben dorst gekregen!
Wat is de inwendige prikkel in dit verhaal?

Slide 2 - Open question

Al een aantal dagen is het buiten vrij koud. Er ligt ijs op de vijver en het heeft gesneeuwd. Esmee heeft een dikke trui aangedaan om te voorkomen dat zij het koud krijgt. Als Esmee aankomt op school krijgt ze meteen een sneeuwbal in haar gezicht! Na een sneeuwballengevecht gaan Esmee en haar vriendinnen snel wat dringen; ze hebben dorst gekregen!
Wat is de uitwendige prikkel in dit verhaal?

Slide 3 - Open question

Wat is een prikkel?

Slide 4 - Open question

Wat is een adequate prikkel?
A
De prikkel waar een zintuig niet op reageert
B
Een prikkel die steeds maar doorgaat.
C
De minimale sterkte van een prikkel
D
De prikkel waar een zintuig op reageert

Slide 5 - Quiz

Wat is een impuls?

Slide 6 - Open question

Na verloop van tijd hoort iemand de klok niet meer tikken.
Wat is er met de drempelwaarde gebeurt?
Wat is de biologische term voor dit verschijnsel?
A
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
B
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
C
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet gewenning.
D
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet gewenning.

Slide 7 - Quiz

Je vult de afwasteil met heet water. Wanneer je je handen in het water stopt, voelt het water erg heet aan. Maar als je een paar minuten bezig bent, valt het met de warmte wel mee.

Hoe heet het verschijnsel waardoor het water niet meer zo heet aanvoelt als je handen een tijdje in het water zitten.
A
Motivatie
B
Gewenning
C
Adequate prikkel
D
Drempelwaarde

Slide 8 - Quiz

Wat wordt aangewezen met onderdeel 9?

Slide 9 - Open question

Wat wordt aangewezen met onderdeel 13?

Slide 10 - Open question

Wat wordt aangewezen met onderdeel 3?

Slide 11 - Open question


Wat is de functie van onderdeel 5?
A
Het oog beschermen
B
Het oog voorzien van voedingsstoffen en zuurstof
C
Prikkels opvangen en daar impulsen van maken
D
Impulsen naar de hersenen vervoeren

Slide 12 - Quiz

Sleep de tekst bij A t/m F naar de juiste kant (1 of 2)
Veraf kijken

Dichtbij kijken
Platte lens
Bolle lens
Slappe lensbandjes
Strakke lensbandjes
Samengetrokken accommodatiespier
Ontspannen accommodatiespier

Slide 13 - Drag question

Het oog kan de lens niet vlakker krijgen, dus de persoon ziet een voorwerp ver weg niet scherp. Hoe noemen we dit?
A
Een lui oog
B
Een dik oog
C
Een bijziend oog
D
Een verziend oog

Slide 14 - Quiz

In tegenstelling van wat vaak wordt gedacht komt een stier niet af op een rode lap, maar juist op de beweging van de lap. Stieren (en koeien) zijn namelijk kleurenblind. Hoe kun je dat in het oog zien?
A
Het oog heeft geen gele vlek.
B
Het oog heeft alleen maar staafjes.
C
Het oog heeft staafjes en kegeltjes.
D
Het oog heeft geen blinde vlek.

Slide 15 - Quiz

Wat wordt aangeduid
bij onderdeel 4?

Slide 16 - Open question

Wat is de functie van
onderdeel 10?

Slide 17 - Open question

Via welke weg horen wij geluid?
A
Gehoorgang -> trommelvlies ->gehoorbeentjes ->slakkenhuis ->gehoorzenuw->hersenen
B
Gehoorgang ->slakkenhuis ->gehoorbeentjes->trommelvlies -> gehoorzenuw-> hersenen
C
Gehoorgang->trommelvlies ->slakkenhuis->gehoorbeentjes ->gehoorzenuw->hersenen
D
Gehoorgang->trommelvlies ->gehoorbeetjes->gehoorzenuw ->hersenen

Slide 18 - Quiz


Welke onderdelen vind je in het middenoor?
A
Trommelvlies, gehoorbeentjes en trommelholte
B
Trommelvlies en gehoorbeentjes
C
Trommelvlies, gehoorbeentjes en gehoorgang
D
Gehoorgang, trommelvlies, trommelholte en gehoorbeentjes

Slide 19 - Quiz


A
Gehoorbeentjes
B
Slakkenhuis
C
Trommelvlies
D
Buis van Eustachius

Slide 20 - Quiz

Welke 4 zintuigen liggen er in de huid?

Slide 21 - Open question

Je loopt naar buiten en krijgt het koud.
Wat gebeurt er met je huid?
De bloedvaatjes worden
A
Ze worden wijder
B
Ze worden nauwer
C
Er gebreurt niks
D
Het worden er meer

Slide 22 - Quiz

Welk nummer geeft aan waar de reukzintuigen liggen? En bij welk nummer liggen de smaakzintuigen?
A
Reukzintuig=2 Smaakzintuig=3
B
Reukzintuig=4 Smaakzintuig=5
C
Reukzintuig=2 Smaakzintuig=5
D
Reukzintuig=4 Smaakzintuig=3

Slide 23 - Quiz

Twee uitspraken:
Uitspraak 1: “Als je je neus dichthoudt komt de geur niet langs je reukzintuig.”
Uitspraak 2: “Bij het proeven van bitter lemon reageren andere smaakzintuigcellen dan bij suikerwater
Welke uitspraak is waar?

A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Beide zijn waar
D
Geen van beide is waar

Slide 24 - Quiz