Samengestelde zinnen

Planning
Welkom ( 5 minuten)
Lezen (10 minuten)
Terugblik vorige les (20 minuten)
Aan de slag met de oefentoets en nabespreking (40 minuten)
Evaluatie les (5 minuten)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Planning
Welkom ( 5 minuten)
Lezen (10 minuten)
Terugblik vorige les (20 minuten)
Aan de slag met de oefentoets en nabespreking (40 minuten)
Evaluatie les (5 minuten)

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Wat leren we vandaag?
Doel: 
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • Ik kan de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.
  • Ik kan pv, ow, wgez, lv, mv en bwb in zinnen vinden. 

Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les!

Slide 4 - Slide

Hoe herken je een samengestelde zin?

Slide 5 - Mind map

Wat is een samengestelde zin?
Een samengestelde zin:
• bestaat uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn.
• voegwoord: een woord waarmee je zinnen aan elkaar plakt.
-->    bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.
• heeft twee persoonsvormen (Gebruik de tijdproef!) en vaak  twee onderwerpen

Slide 6 - Slide

In een samengestelde zin staat altijd een voegwoord of een komma.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Als je van deze twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maakt, welk voegwoord ga je dan gebruiken?
Ishaisha gaat vanavond koken voor haar moeder.
Lily is zo moe van het sporten.
A
en
B
maar
C
omdat
D
want

Slide 8 - Quiz

In een samengestelde zin staat het voegwoord altijd in het midden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Nina vulde het formulier in, nadat ze had ingelogd.'
A
vulde
B
nadat

Slide 10 - Quiz

Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Fabian meldt zich bij de conciërge, want hij is te laat'
A
want
B
meldt

Slide 11 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze samengestelde zin? 'De zon scheen en het regende tegelijkertijd.'
A
en
B
scheen

Slide 12 - Quiz

Terwijl Fynn leert voor het proefwerk, leest Thijs een boek.
A
enkelvoudige zin: 1 pv
B
samengestelde zin, voegwoord 'leest'
C
samengestelde zin, 1 pv
D
samengestelde zin, voegwoord 'terwijl'

Slide 13 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze zin?

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.
A
voor
B
maar
C
maakt
D
al

Slide 14 - Quiz

Tarek heeft deze vraag goed, maar Stijn klikt per ongeluk op het verkeerde antwoord.
A
enkelvoudige zin: 1 pv
B
samengestelde zin, voegwoord 'maar'
C
samengestelde zin, 1 pv
D
enkelvoudige zin, voegwoord 'maar'

Slide 15 - Quiz

Welk voegwoord gebruik je om van de volgende zinnen een samengestelde zin te maken?
Ik vind geschiedenis niet leuk. Ik haal wel hoge cijfers.
A
want
B
daarom
C
maar
D
terwijl

Slide 16 - Quiz

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de mergelgrotten bezoeken.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 17 - Quiz

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 18 - Quiz

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Mijn buurjongen zet de hele dag door allemaal verschillende liedjes op.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 19 - Quiz

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de kerstmarkt bezoeken.

Slide 20 - Open question

Wat zijn de onderwerpen in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de kerstmarkt bezoeken.

Slide 21 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de kerstmarkt bezoeken.

Slide 22 - Open question

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.

Slide 23 - Open question

Wat zijn de onderwerpen in deze zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.

Slide 24 - Open question

Aan de slag!
Wat? Maak opdracht 3 en 4 af op blz. 205 en kijk na!
Hoe? Tweetallen
Tijd? 5 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar? Vraag om nakijkblad!

Slide 25 - Slide

Aan de slag!

Wat? Maak oefentoets 
Hoe? Individueel
Tijd? 35 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en kijk na (individueel) 
timer
0:35

Slide 26 - Slide

Evaluatie les 
  1. Wat heb je deze les geleerd?
  2. Wat ging deze les goed?

Slide 27 - Slide