What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zinsbouw
Zinsbouw
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zinsbouw
Slide 1 - Slide
S03 - Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Slide 2 - Slide
Doelen
1. Je kunt enkelvoudige en samengestelde zinnen
herkennen
en
benoemen
.
2. Je kunt de betekenis van de verschillende voegwoorden
weergeven
.
3. Je kunt de voegwoorden in samengestelde zinnen juist
gebruiken
.
4. Je kunt een vlotte tekst
schrijven
door afwisselend enkelvoudige en samengestelde zinnen te gebruiken.
Slide 3 - Slide
Hoe herken je een enkelvoudige/samengestelde zin?
Enkelvoudige zin: maximum 1 PV
Bv. Het
is
mooi weer vandaag.
Samengestelde zin: meer dan 1 PV
Bv. Het
is
mooi weer vandaag, want de zon
schijnt
fel.
Slide 4 - Slide
De samengestelde zin
Twee (of meer) enkelvoudige zinnen worden als het ware 'samengesteld' tot één zin door ze samen te voegen aan de hand van een 'voegwoord'.
Bv. Het
is
mooi weer vandaag,
want
de zon
schijnt
fel.
Slide 5 - Slide
De samengestelde zin
Tip: Doe de 'persoonsvorm-test'!
Als er meer dan één persoonsvorm in een zin staat, spreken we van een samengestelde zin.
Slide 6 - Slide
Buiten was de storm losgeslagen.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 7 - Quiz
Takken vlogen tegen het raam en de wind floot in de schoorsteen.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 8 - Quiz
Was het de wind of speelde zich daarbuiten iets minder natuurlijks af?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 9 - Quiz
Plots hoorden we in de slaapkamer gestommel en een ijzingwekkende gil.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin
Slide 10 - Quiz
Nevenschikking en onderschikking
Slide 11 - Slide
Eerst even opfrissen...
Hoofdzinnen en bijzinnen
Slide 12 - Slide
Een zin waar de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar staan en er geen andere woorden tussen kunnen staan, noemen we ...
A
een hoofdzin
B
een bijzin
Slide 13 - Quiz
Een zin waar de persoonsvorm en het onderwerp NIET naast elkaar staan en er wel andere woorden tussen kunnen staan, noemen we ...
A
een hoofdzin
B
een bijzin
Slide 14 - Quiz
Waaruit kan een samengestelde zin bestaan? Sleep de woorden naar de juiste vakjes.
= beide zinnen zijn even belangrijk en hebben vaak dezelfde zinsbouw
= de hoofdzin bevat altijd de belangrijkste boodschap
hoofdzin + hoofdzin
hoofdzin + bijzin
Slide 15 - Drag question
De samengestelde zin
Ik
ga
vandaag naar de markt en
ik
koop
vers fruit.
Ik
ga
vandaag naar de markt, omdat
ik
vers fruit
wil
kopen.
Nevenschikking
Onderschikking
Hoofdzin + hoofdzin
Hoofdzin + bijzin
Nevenschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden
Slide 16 - Slide
Onderschikking
onderschikkende voegwoorden
zin vragend maken (1 vraag mogelijk)
o en pv staan niet 2x naast elkaar (of zinsdeel tussen)
Ik
hou
van de zon, omdat
ik
het graag warm
heb
.
Rompzin + bijzin
Slide 17 - Slide
Bij een onderschikking staan o en pv altijd uit elkaar.
A
Juist
B
Fout
Slide 18 - Quiz
Bij een nevenschikking heb je minstens 2 hoofdzinnen.
A
Juist
B
Fout
Slide 19 - Quiz
Nevenschikking
Onderschikking
Enkelvoudig
geen voegwoord
voegwoorden: en, of, maar, want, dus...
voegwoorden: (om)(zo)dat, hoewel, terwijl, die...
Slide 20 - Drag question
De bijzin in een onderschikking staat altijd achteraan.
A
Juist
B
Fout
Slide 21 - Quiz
In een onderschikking staan o en pv in de hoofdzin altijd naast elkaar.
A
Juist
B
Fout
Slide 22 - Quiz
Als je bij een nevenschikking het voegwoord weglaat, heb je 2 zinnen die op zichzelf kunnen staan.
A
Juist
B
Fout
Slide 23 - Quiz
Nadat we gescoord hadden, gaven we elkaar een knuffel.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking
Slide 24 - Quiz
We scoorden en (we) gaven elkaar dan een knuffel.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking
Slide 25 - Quiz
Omdat ik niet goed zie, moet ik een bril dragen.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking
Slide 26 - Quiz
Neem je al je boeken mee naar de klas of laat je er in je locker?
A
Nevenschikking
B
Onderschikking
Slide 27 - Quiz
samengestelde zinnen
Slide 28 - Slide
Hij maakt zich geen zorgen omdat hij goed voorbereid is.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudig
Slide 29 - Quiz
Hij
maakt
zich geen zorgen
omdat
hij
goed voorbereid
is
.
Hij maakt zich geen zorgen = hoofdzin
Hij goed voorbereid is = bijzin
omdat = onderschikkend voegwoord
Slide 30 - Slide
Marije gaat waarschijnlijk naar Zuid-Amerika en anders gaat ze naar Australië.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudig
Slide 31 - Quiz
Marije
gaat
waarschijnlijk naar Zuid-Amerika
en
anders
gaat
ze
naar Australië.
Marije gaat waarschijnlijk naar Zuid-Amerika = hoofdzin 1
Anders gaat ze naar Australië = hoofdzin 2
en = nevenschikkend voegwoord
Slide 32 - Slide
De leraar weet waarom hij te laat kwam.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudig
Slide 33 - Quiz
De leraar
weet
waarom
hij
te laat
kwam
.
De leraar weet (iets) = hoofdzin
Hij te laat kwam = bijzin
waarom = onderschikkend voegwoord
Slide 34 - Slide
Eigenlijk is ze 104, maar die leeftijd kun je niet invoeren op Facebook.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudig
Slide 35 - Quiz
Eigenlijk
is
ze
104,
maar
die leeftijd
kun
je
niet invoeren op Facebook.
Eigenlijk is ze 104 = hoofdzin 1
Die leeftijd kun je niet invoeren op Facebook = hoofdzin 2
maar = nevenschikkend voegwoord
Slide 36 - Slide
De sneeuw, die voor veel overlast zorgde, werd vakkundig opgeruimd.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudig
Slide 37 - Quiz
De sneeuw
,
die
voor veel overlast
zorgde
,
werd
vakkundig opgeruimd.
De sneeuw werd vakkundig opgeruimd = hoofdzin
die voor veel overlast zorgde = bijzin
die = betrekkelijk vnw ('de sneeuw' = antecedent)
! die = ook onderwerp in de bijzin
Slide 38 - Slide
De wegen en straten zijn hier niet breed.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudig
Slide 39 - Quiz
De wegen en straten
zijn
hier niet breed.
1 persoonsvorm = enkelvoudig
! geen verbindingswoord in enkelvoudige zinnen
niet elke 'en' fungeert als nevenschikkend voegwoord (samentrekking op woordniveau tussen 'wegen' en 'straten')
Slide 40 - Slide
Ik loop haastig door het bos en val plots in een diep gat.
A
nevenschikking
B
onderschikking
C
enkelvoudig
Slide 41 - Quiz
Ik
loop
haastig door het bos
en
val
plots in een diep gat.
Ik loop haastig door het bos = hoofdzin 1
(Ik) val plots in een diep gat = hoofdzin 2
en = nevenschikkend voegwoord
onderwerp wordt niet herhaald -> herhaling vermijden
Slide 42 - Slide
Welke vijf voegwoorden duiden meestal op een nevenschikking?
Slide 43 - Open question
More lessons like this
D3 L6 Vervolg enkelvoudige en samengestelde zinnen
May 2024
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Samengestelde zinnen
May 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
3DA Nederlands - overzichtsles (D2 L8-10 / D3 L15-L16-L17 - L21)
March 2024
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC_M5 L3 zinnen enkelvoudig en samengesteld
May 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhalingsles samengestelde zinnen
February 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
oefenles samengestelde zinnen
February 2021
- Lesson with
10 slides
Secundair onderwijs
De samengestelde zin
March 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 10 - De samengestelde zin
November 2024
- Lesson with
51 slides
Nederlands
Secundair onderwijs