Les 8 havo 1

Wat gaan we doen vandaag?
Huiswerk nakijken: Formuleren, opdracht 1 en 3
Theorie: Hoofdstuk 1 Spelling
Huiswerk voor de volgende keer

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
Huiswerk nakijken: Formuleren, opdracht 1 en 3
Theorie: Hoofdstuk 1 Spelling
Huiswerk voor de volgende keer

Slide 1 - Slide

Formuleren, opdracht 1
  1. Vandaag zijn alle leerlingen vrij, want de docenten zijn op vakantie.
  2.  Omdat het koud is, trekt Julie haar pantoffels aan.
  3. Volgens mij houdt Rick niet van kroketten, maar wel van gehaktballen.
  4. Nadat ze een propje door de klas had gegooid, moest Erica bij de docent Engels een uur nablijven.
  5. Maakt Else al haar huiswerk voor maandag op vrijdagmiddag, zodat ze het weekend naar de bioscoop kan?
  6. Als er iemand jarig is, eten we meestal in een Chinees restaurant

Slide 2 - Slide

Formuleren, tips

Slide 3 - Slide

Formuleren, opdracht 3

Slide 4 - Slide

Formuleren
Zinnen correct begrenzen
Twee mededelingen samenvoegen doe je met een verbindingswoord. Je zet dan na de eerste mededeling, dus voor het verbindingswoord, een komma.
Max en Jasper trekken veel samen op, want ze vinden dezelfde dingen leuk.

Slide 5 - Slide

Formuleren
Zinnen correct begrenzen

Staat het verbindingswoord aan het begin van de zin?
Dan komt er verderop in de zin een komma tussen twee mededelingen, vaak tussen twee persoonsvormen.
Omdat ze dezelfde dingen leuk vinden, trekken Max en Jasper veel samen op.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters?
  • Aan het begin van de zin.
  • Bij namen. (Noord-Brabant, Europese Unie, Jumbo)
    Let op:
    mevrouw A. J. van der Meer - de Graaf
    mevrouw Van der Meer - de Graaf
  • Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.
    Let op:
    Geen hoofdletter: dagen, maanden, seizoenen en windstreken
    (maandag, winter, westen)

Slide 8 - Slide

Hoe gebruik je leestekens?
Zin eindigt met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.

Een komma gebruik je:
  • tussen twee persoonsvormen (Als Elena wint, mag ze door naar de finale).
  • voor verbindingswoorden (doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra).
Let op:
Meestal geen komma voor en en of.

Slide 9 - Slide

Huiswerk
Hoofdstuk 1, Spelling
Blz 34
Opdracht 1, 2 en 3

Slide 10 - Slide