This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
3.131-137
Slide 1 - Slide
3.138-142 De naam van Actaeon wordt niet genoemd in deze passage. Citeer een Latijns tekstelement waaruit het (antieke) publiek kon afleiden dat nu de mythe over Actaeon zou komen.
3.141-142 Ovidius / de dichter vindt wat Actaeon is overkomen...
A
een 'crimen Fortunae'
B
een 'scelus'
C
een 'error'
Slide 4 - Quiz
3.143-154 Hoe laat is het ongeveer op dit punt in het verhaal?
A
6 uur 's ochtends
B
12 uur 's middags
C
3 uur 's middags
D
6 uur 's avonds
Slide 5 - Quiz
3.155-172 Geef een voorbeeld van een tekstelement waar Ovidius zich duidelijk presenteert als 'poeta doctus' (en licht je antwoord toe)
Slide 6 - Open question
3.175: per nemus ignotum non certis passibus errans
Stelling: de bijvoeglijke naamwoorden 'ignotum' en 'certis' kun je inhoudelijk gezien prima weglaten uit het verhaal. (Licht je antwoord toe.)
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
3.176: pervenit in lucum Welke tijd is de persoonsvorm 'pervenit'?
Tip: scandeer de regel én raadpleeg je woordenboek!
A
praesens
B
perfectum
C
imperfectum
D
futurum
Slide 8 - Quiz
3.177-182 Citeer uit deze regels een voorbeeld van twee Latijnse woorden die samen een hyperbaton vormen.
Slide 9 - Open question
3.183-185 Deze regels bevat een vergelijking. Geef aan: beeld = afgebeelde = punt van overeenkomst =
Slide 10 - Open question
3.186-191
Doe even voor wat Diana in deze regels doet.
Slide 11 - Slide
3.189-191 Welk tekstelement uit deze regels bevat een personificatie?
A
vultum(que) virilem (189)
B
comas (190)
C
ultricibus undis (190)
D
cladis futurae (191)
Slide 12 - Quiz
3.192-193 Wie is hier aan het woord?
Slide 13 - Open question
3.192-193 Het erge is dat Actaeon Diana naakt heeft gezien. Welke woordgroep bestaande uit twee Latijnse woorden maakt duidelijk dat Diana naakt was toen Actaeon haar zag?
Slide 14 - Open question
3.193-194 In welk Latijns woord uit deze regels zie je dramatische ironie?
Slide 15 - Open question
3.194-198 Actaeon ondergaat een metamorfose Noem alle veranderingen die worden beschreven
Slide 16 - Open question
3.203: mens tantum pristina mansit In welke eerdere regel zagen we hier al het bewijs van?
Slide 17 - Open question
Optie 1:
repetatne domum et regalia tecta?
Optie 2:
lateat silvis?
hoc
illud
Slide 18 - Drag question
3.206-227 Ovidius presenteert zich hier duidelijk als 'poeta doctus'. Waar blijkt dat uit?
Slide 19 - Open question
Melanchaetes
Oresitrophos
Slide 20 - Drag question
3.239: maestisque replet iuga nota querelis In welke eerdere regel wordt hetzelfde uitgedrukt als 'nota'?
Slide 21 - Open question
3.242-248 Wat is het paradoxale aan dit stukje (hoe bevat dit stukje dramatische ironie)?
Slide 22 - Open question
d'Hane-Scheltema vertaalt regel 249-250 als volgt: Zij dringen om hem heen, een en al bek rukt aan dat lichaam dat van hun meester is, in de vermomming van een hert. Wat heeft zij veranderd aan de grammaticale structuur in de vertaling van 'rostris'? (naast enkelvoud i.p.v. meervoud)