woorden Zebra H 11 les 4 - de laatste 8 woorden

zebra les 3 woorden 8 t/m 16
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

zebra les 3 woorden 8 t/m 16

Slide 1 - Slide

in deze lesson up
*leg ik je uit wat de laatste 8 woorden van Zebra H11 les 3 betekenen.
*Maar ook vertel ik er nog wat extra's over.
* Dus deze les bekijk je voordat je de zinnen gaat maken.
* De zinnen stuur je naar mij:
kjagers@hetelement.eu
DAAR GAAN WE:

Slide 2 - Slide

wat is plezier?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

deze man heeft plezier
Als je plezier hebt, dan lach je vaak, of je voelt je heel rustig.  Je doet iets wat je heel leuk vindt en je voelt je heel blij. Je zegt ook vak; Veel plezier! tegen iemand die iets leuks gaat doen.

Slide 5 - Slide

de rondvaart....wat doe je dan?

Slide 6 - Slide

de rondvaart

Slide 7 - Slide

de rondvaart
Je maakt een ronvaart met een rondvaartboot; deze boor vaart door het water van een stad en laat je mooie dingen van de stad zien.

Slide 8 - Slide

de route?
*Je kent wel de routeplanner, zoals Google Maps . De routeplanner laat je zien hoe je ergens moet komen. De route is dus de weg naar iets toe.
*Jij rijdt, of loopt  van huis naar school, en dat is de route naar school.
(nouja....dat gaan we later dan wel weer doen he..)

Slide 9 - Slide

afhalen?
*Jij bent thuis en jouw vriend of vriendin komt naar jou huis om samen ergens naartoe te gaan.
Jouw vriend of vriendin haalt jou dan af.
*Je kunt ook een pakje bij het postkantoor afhalen.
* Je kunt ook eten afhalen; het is dan voor jou gekookt bij een restaurant en dan kom je het halen om thuis op te eten

Slide 10 - Slide

besturen

Slide 11 - Slide

besturen =
De boer op het plaatje bestuurt zijn tractor.
De buschauffeur bestuurt de bus.

Je zit achter het stuur van een auto, bus, vrachtwagen en jij rijdt.
Dat is iets besturen

Slide 12 - Slide

haasten
je moet op tijd zijn enje bent laat; je gaat rennen, en snel dingen pakken, om in weinig tijd veel te doen.
dat is haasten.
Wat moeilijk is , is dat het een werkwoord is zoals ook wassen. Je doet het met jezelf . 
Ik was mij, jij wast je.
Er koen dus nog woorden bij!

Slide 13 - Slide

het werkwoord is dan ook: zich haasten.
En dat is pas voor de volgende fase.
daarom schrijf ik het hier:
Ik haast mij naar school.
Jij haast je om op tijd te komen.
Hij haast zich.
Zij haast zich.
U haast zich.
Wij haasten ons.
Jullie haasten je.
Zij haasten zich.

Je ziet, het is moeilijk! Maar probeer maar of je er een zin mee kunt maken.

Slide 14 - Slide

hollen
Dit betekent hetzelfde als rennen; heel hard lopen.

paarden kunnen heel hard hollen. En wij hollen als we ons haasten om nog net op tijd de trein te halen.
Let op; ik hol, jij holt, hij holt
wij hollen, jullie hollen, zij hollen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

voetballen.......

Slide 17 - Slide

we weten wel wat voetballen is!
Maar , hoe vervoeg je het?
Ik voetbal
jij voetbalt
hij voetbalt
wij voetballen
jullie voetballen
zij voetballen

Slide 18 - Slide

dit waren de woorden, nu lekker schrijven!

Slide 19 - Slide