3VWO - H3 - Lezen - Argumentatie

Argumentatie
Nieuw Nederlands - H3 - Lezen 
3VWO
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Argumentatie
Nieuw Nederlands - H3 - Lezen 
3VWO

Slide 1 - Slide

Ik vind dat kinderen die aan topsport doen, minder tijd op school aanwezig hoeven te zijn.

Ik vind dat supermarkten alleen gezond eten in de aanbieding mogen doen, want ongezond eten leidt tot overgewicht en lichamelijke klachten.

Slide 2 - Slide

Ik vind dat kinderen die aan topsport doen, minder tijd op school aanwezig hoeven te zijn.

Ik vind dat supermarkten alleen gezond eten in de aanbieding mogen doen, want ongezond eten leidt tot overgewicht en lichamelijke klachten.

Slide 3 - Slide

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout, want de optocht in Breda duurt minimaal een uur langer. 
(feitelijk argument)

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout, want de optocht in Breda is veel mooier. (waarderend argument)

Slide 4 - Slide

Er zijn twee soorten argumenten.

  • feitelijke (objectieve) argumenten
  • niet-feitelijke / waarderende (subjectieve) 
    argumenten

Slide 5 - Slide

  • feitelijke argumenten
  • niet-feitelijke argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren.

Slide 6 - Slide

  • feitelijke argumenten
  • niet-feitelijke argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren.

Ik eet liever bij de snackbar, want die is goedkoper dan de pizzeria.

Slide 7 - Slide

  • feitelijke argumenten
  • niet-feitelijke argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren.

Ik eet liever bij de snackbar, want die is goedkoper dan de pizzeria.

Dit kun je controleren.

Slide 8 - Slide

Een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.


Slide 9 - Slide

Een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.

Ik eet liever bij de pizzeria, want ik vind het personeel daar vriendelijker dan bij de snackbar.

Slide 10 - Slide

Een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.

Ik eet liever bij de pizzeria, want ik vind het personeel daar vriendelijker dan bij de snackbar.

Dit is een mening. 

Slide 11 - Slide

Als een schrijver maar één argument gebruikt om zijn standpunt te onderbouwen, heet dat:

  • enkelvoudige argumentatie.

Slide 12 - Slide

Als een schrijver maar één argument gebruikt om zijn standpunt te onderbouwen, heet dat:

  • enkelvoudige argumentatie.

Gebruikt de schrijver meer argumenten:

  • meervoudige argumentatie.

Slide 13 - Slide

Standpunt met meervoudige argumentatie:

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. 

Slide 14 - Slide

Standpunt met meervoudige argumentatie:

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. 
Mensen met weinig geld kunnen zich dan makkelijker verplaatsen.

Slide 15 - Slide

Standpunt met meervoudige argumentatie:

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. 
Mensen met weinig geld kunnen zich dan makkelijker verplaatsen.
Reizen met bus of trein is beter voor het milieu.

Slide 16 - Slide

Standpunt met meervoudige argumentatie:

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. 
Mensen met weinig geld kunnen zich dan makkelijker verplaatsen.
Reizen met bus of trein is beter voor het milieu.
Het levert minder files op.

Slide 17 - Slide

Deze argumentatie is nevenschikkend
Tussen de blokjes kun je "en " invullen. De blokjes vul je van links naar rechts in. De argumenten zijn gelijkwaardig.

Slide 18 - Slide

Een schrijver kan een argument ook onderbouwen met een ondersteunend argument:

  • Dit heet (enkelvoudig)  onderschikkende argumentatie.
  • Je vult de blokjes van boven naar beneden in en tussen de blokjes kun je "want" lezen.

Slide 19 - Slide

Voorbeeld:

Leo moet onze nieuwe voetbalcoach worden. 

Slide 20 - Slide

Voorbeeld:

Leo moet onze nieuwe voetbalcoach worden. 
Hij heeft veel ervaring.

Slide 21 - Slide

Voorbeeld:

Leo moet onze nieuwe voetbalcoach worden. 
Hij heeft veel ervaring.
Want hij is 25 jaar coach van een ander team geweest.

Slide 22 - Slide

Als een schrijver meer argumenten gebruikt, waarvan hij er één of meer onderbouwt met een ondersteunend argument: 

  • onder- en nevenschikkende argumentatie


Slide 23 - Slide

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden:
 
  • Ik vind...
  • Volgens ons...
  • Zij denkt dat...
  • Ik ben van mening dat...
  • Onze conclusie is... 
    enz.  


Slide 24 - Slide

Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als:

  • Dat blijkt uit...
  • Want...
  • Immers...
  • Namelijk...
  • Omdat...
  • De reden hiervoor is... 
    enz.  

Slide 25 - Slide

Pak nu je boek en ga naar H3 - Lezen.

Lees tekst 1 en maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 82/83
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Voor de volgende les:

Lees tekst 2 op bladzijde 84 en maak daar vraag 4 bij.
Lees tekst 3 op bladzijde 86 en maak daar vraag 5 bij.

Slide 33 - Slide