3VWO - H3 - Lezen - Argumentatie

1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Argumentatie
Nieuw Nederlands - H3 - Lezen 
3VWO

Slide 9 - Slide

Ik vind dat kinderen die aan topsport doen, minder tijd op school aanwezig hoeven te zijn.

Ik vind dat supermarkten alleen gezond eten in de aanbieding mogen doen, want ongezond eten leidt tot overgewicht en lichamelijke klachten.

Slide 10 - Slide

Ik vind dat kinderen die aan topsport doen, minder tijd op school aanwezig hoeven te zijn.

Ik vind dat supermarkten alleen gezond eten in de aanbieding mogen doen, want ongezond eten leidt tot overgewicht en lichamelijke klachten.

Slide 11 - Slide

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout, want de optocht in Breda duurt minimaal een uur langer. 
(feitelijk argument)

Ik ga liever naar de carnavalsoptocht in Breda dan in Oosterhout, want de optocht in Breda is veel mooier. (waarderend argument)

Slide 12 - Slide

Er zijn twee soorten argumenten.

  • feitelijke (objectieve) argumenten
  • niet-feitelijke / waarderende (subjectieve) 
    argumenten

Slide 13 - Slide

  • feitelijke argumenten
  • niet-feitelijke argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren.

Slide 14 - Slide

  • feitelijke argumenten
  • niet-feitelijke argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren.

Ik eet liever bij de snackbar, want die is goedkoper dan de pizzeria.

Slide 15 - Slide

  • feitelijke argumenten
  • niet-feitelijke argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren.

Ik eet liever bij de snackbar, want die is goedkoper dan de pizzeria.

Dit kun je controleren.

Slide 16 - Slide

Een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.


Slide 17 - Slide

Een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.

Ik eet liever bij de pizzeria, want ik vind het personeel daar vriendelijker dan bij de snackbar.

Slide 18 - Slide

Een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.

Ik eet liever bij de pizzeria, want ik vind het personeel daar vriendelijker dan bij de snackbar.

Dit is een mening. 

Slide 19 - Slide

Als een schrijver maar één argument gebruikt om zijn standpunt te onderbouwen, heet dat:

  • enkelvoudige argumentatie.

Slide 20 - Slide

Als een schrijver maar één argument gebruikt om zijn standpunt te onderbouwen, heet dat:

  • enkelvoudige argumentatie.

Gebruikt de schrijver meer argumenten:

  • meervoudige argumentatie.

Slide 21 - Slide

Standpunt met meervoudige argumentatie:

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. 

Slide 22 - Slide

Standpunt met meervoudige argumentatie:

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. 
Mensen met weinig geld kunnen zich dan makkelijker verplaatsen.

Slide 23 - Slide

Standpunt met meervoudige argumentatie:

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. 
Mensen met weinig geld kunnen zich dan makkelijker verplaatsen.
Reizen met bus of trein is beter voor het milieu.

Slide 24 - Slide

Standpunt met meervoudige argumentatie:

Het openbaar vervoer moet goedkoper worden. 
Mensen met weinig geld kunnen zich dan makkelijker verplaatsen.
Reizen met bus of trein is beter voor het milieu.
Het levert minder files op.

Slide 25 - Slide

Deze argumentatie is nevenschikkend
Tussen de blokjes kun je "en " invullen. De blokjes vul je van links naar rechts in. De argumenten zijn gelijkwaardig.

Slide 26 - Slide

Een schrijver kan een argument ook onderbouwen met een ondersteunend argument:

  • Dit heet (enkelvoudig)  onderschikkende argumentatie.
  • Je vult de blokjes van boven naar beneden in en tussen de blokjes kun je "want" lezen.

Slide 27 - Slide

Voorbeeld:

Leo moet onze nieuwe voetbalcoach worden. 

Slide 28 - Slide

Voorbeeld:

Leo moet onze nieuwe voetbalcoach worden. 
Hij heeft veel ervaring.

Slide 29 - Slide

Voorbeeld:

Leo moet onze nieuwe voetbalcoach worden. 
Hij heeft veel ervaring.
Want hij is 25 jaar coach van een ander team geweest.

Slide 30 - Slide

Als een schrijver meer argumenten gebruikt, waarvan hij er één of meer onderbouwt met een ondersteunend argument: 

  • onder- en nevenschikkende argumentatie


Slide 31 - Slide

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden:
 
  • Ik vind...
  • Volgens ons...
  • Zij denkt dat...
  • Ik ben van mening dat...
  • Onze conclusie is... 
    enz.  


Slide 32 - Slide

Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als:

  • Dat blijkt uit...
  • Want...
  • Immers...
  • Namelijk...
  • Omdat...
  • De reden hiervoor is... 
    enz.  

Slide 33 - Slide

Pak nu je boek en ga naar H3 - Lezen.

Lees tekst 1 en maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 82/83
timer
10:00

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Voor de volgende les:

Lees tekst 2 op bladzijde 84 en maak daar vraag 4 bij.
Lees tekst 3 op bladzijde 86 en maak daar vraag 5 bij.

Slide 41 - Slide