What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
B1r herhaling to be en aan de gang gaan
Unit 4
woordjes opschrijven
grammatica herhaling to be en aan de gang zijn
opdrachten maken
1 / 12
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
12 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Unit 4
woordjes opschrijven
grammatica herhaling to be en aan de gang zijn
opdrachten maken
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt woorden uit lesson 3 en 4 in het Engels opschrijven en deze vertalen.
Je kunt de vorm van to be in de tegenwoordige tijd toepassen in Engelse zinnen.
Je kunt de present continuous (aan de gang zijn) in de tegenwoordige tijd toepassen in Engelse zinnen.
Slide 2 - Slide
woordjes opschrijven lesson 3 en 4
timer
5:00
Slide 3 - Slide
Grammatica to be
Slide 4 - Slide
Tegenwoordige tijd to be = zijn
I
am
very lazy.
You
are
done.
He/ she/ it
is
busy.
We
are
at the store.
You
are
old enough.
They
are
too scared.
Ik ben erg lui.
Jij bent klaar.
Hij/ zij/ het is bezig.
Wij zijn bij de winkel.
Jullie zijn oud genoeg.
Zij zijn te bang.
Slide 5 - Slide
To be vragend
Am
I very lazy?
Are
you done?
Is
he/ she/ it busy?
Are
we at the store?
Are
you old enough?
Are
they too scared?
Ben ik erg lui?
Ben jij klaar?
Is hij/ zij/ het bezig?
Zijn wij bij de winkel?
Zijn jullie oud genoeg?
Zijn zij te bang?
Slide 6 - Slide
To be ontkennend
I
am not
very lazy.
You
are not
done.
He/ she/ it
is not
busy.
We
are
not
at the store.
You
are not
old enough.
They
are not
too scared.
Ik ben niet erg lui.
Jij bent niet klaar.
Hij/ zij/ het is niet bezig.
Wij zijn niet bij de winkel.
Jullie zijn niet oud genoeg.
Zij zijn niet te bang.
Slide 7 - Slide
Grammatica aan de gang zijn
Slide 8 - Slide
Aan de gang zijn: to be & werkwoord+ing
I
am
play
ing
basketball.
You
are
tak
ing
pictures.
He/ she/ it
is
play
ing
a game.
We
are
swimm
ing
.
You
are
watch
ing
tv.
They
are
driv
ing
to school.
Ik ben basketball aan het spelen.
Jij bent foto's aan het nemen.
Hij/ zij/ het is een spel aan het spelen.
Wij zijn aan het zwemmen.
Jullie zijn tv aan het kijken.
Zij rijden naar school.
Slide 9 - Slide
Am
I playing basketball?
Are
you taking pictures?
Is
he/ she/ it playing a game?
Are
we swimming?
Are
you watching tv?
Are
they driving to school?
Ben ik basketball aan het spelen?
Ben jij foto's aan het nemen?
Is hij/ zij/ het een spel aan het spelen?
Zijn wij aan het zwemmen?
Zijn jullie tv aan het kijken?
Rijden zij naar school?
Aan de gang zijn: vragend
Slide 10 - Slide
Aan de gang zijn: ontkennend
I
am not
playing basketball.
You
are not
taking pictures.
He/ she/ it
is not
playing a game.
We
are not
swimming.
You
are not
watching tv.
They
are not
driving to school.
Ik ben niet basketball aan het spelen.
Jij bent niet foto's aan het nemen.
Hij/ zij/ het is niet een spel aan het spelen.
Wij zijn niet aan het zwemmen.
Jullie zijn niet tv aan het kijken.
Zij rijden niet naar school.
Slide 11 - Slide
maak nu 4.3 clip time
Slide 12 - Slide
More lessons like this
Present Simple vs Present Continuous 1
September 2024
- Lesson with
33 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Y1 present continuous
March 2022
- Lesson with
12 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Present Continuous
November 2023
- Lesson with
10 slides
K1A 23-11
November 2023
- Lesson with
16 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
B1 - Question Tags
January 2023
- Lesson with
22 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Present continuous: meaning & use
March 2022
- Lesson with
16 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
To be + hulpwerkwoord.
April 2024
- Lesson with
24 slides
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
To be + hulpwerkwoord.
November 2020
- Lesson with
26 slides
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3