11 april - nakijken

Welkom!
Leren
Herhaling
Alineaspel
Vragen

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Leren
Herhaling
Alineaspel
Vragen

Slide 1 - Slide

Wat moeten jullie leren?

H1 Meer dan lezen paragraaf 1, 4 en 5 (theorie)
H6 Formuleren paragraaf 1 t/m 5 (theorie)

Woordenschat Journaal paragraaf 2 (woorden)
Woordenschat paragraaf 4 (schooltaal) (woorden)

Slide 2 - Slide

Oefentoetsen maken
In de online methode

Slide 3 - Slide

Een kernzin geeft vaak ook antwoord op een vraag.

Slide 4 - Slide

 Het directe antwoord op de vraag komt in de eerste zin van de alinea, de kernzin. De rest van de alinea geeft daarbij voorbeelden, en uitleg: de uitwerking.

Slide 5 - Slide

Dus de structuur van een alinea is: Kernzin – uitwerking.

Slide 6 - Slide

Oefentoetsen maken
H1 Meer dan lezen paragraaf 1, 4 en 5
H6 Formuleren paragraaf 1 t/m 5
Woordenschat Journaal paragraaf 2
Woordenschat paragraaf 4 (schooltaal)

Slide 7 - Slide

Nog vragen?
Schrijf ze op (3 minuten)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat vond jij ooit een goede taaltip?

Slide 10 - Open question

 Denk aan OPA
1 Het onderwerp in de zin is het belangrijkst. Zet dat vooraan.
2 De persoonsvorm is daarna het belangrijkst.
3 De andere zinsdelen volgen.
Voorbeeld: 'De student kwam nog net op tijd. Korte zinnen lezen prettiger. Rijst vind ik lekkerder dan aardappels.'


Slide 11 - Slide

Maak je zinnen niet te lang
Durf een punt te zetten en een nieuwe zin te beginnen. Of:
Zet een punt. Durf een nieuwe zin te beginnen.

Slide 12 - Slide

Schrijf actief
  • in de tegenwoordige tijd
  • onderwerp voorop
  • weinig of liever geen hulpwerkwoorden (zouden willen, willen kunnen, zouden kunnen willen etc.) 
  • geen worden ( Dit hoofdstuk behandelt werkwoorden. Niet: In dit hoofdstuk worden werkwoorden behandeld.)

Slide 13 - Slide

Schrijf op....
...zoals je het zou vertellen tegen je buren, vriend of familielid. Doe net of ze degene tegenover je zit. Oftewel:

Maak het je niet te moeilijk. Denk niet: O, nu moet ik schrijven en ineens andere woorden gebruiken. 

Slide 14 - Slide

Waar denk jij aan bij 'aantrekkelijk schrijven'?

Slide 15 - Open question

Voorbeelden gebruiken
Laat met voorbeelden in je tekst zien wat je bedoelt.

Slide 16 - Slide