This lesson contains 28 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
19.2 Beweging in spiervezels
Slide 1 - Slide
Doel 19.2
Je leert hoe een beweging in de spiervezels tot stand komt
Je leert wat antagonisten zijn
Je leert wat het verschil is tussen snelle en langzame spiervezels
(Alleen SE stof)
Slide 2 - Slide
Motorische eenheid
Alle spiervezels die door één neuron worden aangestuurd
motorsch
eindplaatje
Slide 3 - Slide
Impuls
1. impuls komt aan bij het
motorische eindplaatje
Slide 4 - Slide
Impuls
2. acetylcholine komt vrij
Slide 5 - Slide
Impuls
3. Het sarcolemma (cel-
membraan van de spier-
vezel) depolariseert.
Impuls bereikt sarco-
plasmatisch reticulum
via de t-buisjes.
Slide 6 - Slide
Impuls
4. Ca2+ stroomt uit het
sarcoplasmatisch
reticulum in de
spiervezel
Slide 7 - Slide
Impuls
5. Myosine en
actine schuiven in elkaar,
de spier wordt korter
Slide 8 - Slide
Impuls
6. Ca2+ pompen in het sr
pompen het Ca2+ weer
terug in het sr
Slide 9 - Slide
Sarcomeer
Door de rangschikking
van myosine en actine
(eiwitten) ontstaan de
dwarse strepen.
Slide 10 - Slide
Sarcomeer
Door het in elkaar
schuiven van de
actine en myosine
filamenten kan de
spier samentrekken.
Slide 11 - Slide
Actine/ myosine
A. Door Ca2+ instroom kan een actieve myosinekop binden aan het actine
Slide 12 - Slide
Actine/ myosine
B. ADP laat los van het myosinekopje, daardoor buigt het myosinekopje -> actine verplaatst tov myosine
Slide 13 - Slide
Actine/ myosine
C. ATP bindt aan het inactieve myosinekopje, myosine laat los van actine
Slide 14 - Slide
Actine/ myosine
D. ATP wordt ADP + P (mbv ATP-ase), de energie die vrijkomt wordt gebruikt voor het opnieuw buigen van het myosinekopje
Slide 15 - Slide
Actine/ myosine
Elke ronde verkort de spier
met 1%
Maximaal 30% verkorting
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Antagonisten
Spieren kunnen alleen uit zichzelf korter worden, niet verlengen. Hiervoor is een antagonist nodig.
Slide 18 - Slide
Antagonisten
Spieren werken in koppels. Als de ene spier aanspant ontspant de andere.
Bijvoorbeeld buig- en strekspier bovenarm (biceps/ triceps).
De antagonist levert de externe kracht die nodig is om de actine- en myosinefilamenten weer uit elkaar te trekken en de spier te verlengen.
Slide 19 - Slide
Spierspoeltje
registreert spierspanning
Slide 20 - Slide
Peeslichaampje
registreert rek in de pees
zorgt voor peesreflex bij te grote rek ter voorkoming van schade aan spieren
Slide 21 - Slide
Gladde spieren
Kring- en lengtespieren/ straalspieren zijn elkaars antagonisten.
Slide 22 - Slide
Hartspieren
Hartspiervezels ontspannen doordat het hart volstroomt met bloed - dit levert de externe kracht die nodig is om de myosine-en actinefilamenten weer uit elkaar te trekken.
Slide 23 - Slide
Snelle en langzame spieren
Hoeveelheid langzame en snelle spiervezels is genetisch bepaald maar kan worden gewijzigd door training
Slide 24 - Slide
Snelle en langzame spieren
Krachttraining zorgt voor de verhoging van het aantal myosine en actine filamenten (spiergroei).
Slide 25 - Slide
Snelle en langzame spieren
Duurtraining verhoogt het aantal mitochondrieën per cel en verhoogt de doorbloeding (uithoudingsvermogen)
Slide 26 - Slide
Doel 19.2
Je hebt geleerd hoe een beweging in de spiervezels tot stand komt
Je leert wat antagonisten zijn
Je leert wat het verschil is tussen snelle nen langzame spiervezels