Woordsoort wat 3V

1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg opdracht 5 van Lezen H3 (blz. 81 t/m 83) op de hoek van je tafel

Slide 2 - Slide

Grammatica woordsoorten
De woordsoort 'wat'

Slide 3 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Lezen H3: opdracht 5 van blz. 81 t/m 83 nakijken

Grammatica woordsoorten: wat weet je nog?
Grammatica woordsoorten: woordsoort van wat
Snap je het?
Opdrachten maken

Slide 4 - Slide

Doel
Aan het eind van deze les weet je wat vragende, betrekkelijke, onbepaalde voornaamwoorden en onbepaald hoofdtelwoorden zijn en hoe je deze kan herkennen in het woordje 'wat'. 

Slide 5 - Slide

Huiswerk nakijken
Opdracht 5
Lezen H3
Bladzijdes 81 t/m 83

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog?
Herhaling woordsoorten
- vragend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord
- onbepaald voornaamwoord
- onbepaald hoofdtelwoord

Slide 7 - Slide

Ik kan me NIETS meer herinneren.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 8 - Quiz

WIE van jullie heeft al geleerd voor de toetsweek?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 9 - Quiz

Het meisje DAT hem heeft geholpen, ken ik niet.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 10 - Quiz

SOMMIGE van jullie hebben al geleerd voor de toetsweek.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 11 - Quiz

Theorie
Vragend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord
Onbepaald hoofdtelwoord

Slide 12 - Slide

Vragend voornaamwoord
Het vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen die ergens naar 'vragen'.
De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wiens, wat, wat voor (een), welk en welke

Wat hebben jullie in de vakantie gedaan?
Wie woont er in dat huis op de hoek van de straat?
Ik weet niet meer welk boek ik heb uitgeleend.


Slide 13 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat eerder genoemd is. De bekendste betr. vnw'en zijn die, dat, wie en wat.

Soms kun je wie en wat vervangen door degene die of datgene wat.

De man die daar loopt, draagt een hoed.
Heb jij iets wat ik kan gebruiken?
Laat mij eens zien wat (datgene dat) je onder je tafeltje verbergt. 

Slide 14 - Slide

Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord is alles, (n)iets, iedereen, alle(n), (n)iemand, men(igeen), het, (zo)iets, elk(e), ieder(e), menig(e), ene, (een) zekere, ander(e), vele(n), wat. Het is een woord dat verwijst naar een persoon of zaak die niet bepaald is. Je kunt dit voornaamwoord ook zelfstandig gebruiken, dus zonder dat er een zelfstandig naamwoord achter staat.

Heeft iedereen nog wat moois gekocht op vakantie?
Dit is alles wat men heeft meegenomen. 

Slide 15 - Slide

Telwoorden
- Bepaald hoofdtelwoord: geeft een precies getal aan (acht, 2021)
- Onbepaald hoofdtelwoord: geeft een onduidelijk getal aan (veel, weinig)
                                 Ik heb te weinig geld om die broek te kopen.

- Bepaald rangtelwoord: geeft een precieze plaats in de rij aan (eerste, zevende)
- Onbepaald rangtelwoord: geeft een onduidelijke plaats in de rij aan (laatste, zoveelste)


Slide 16 - Slide

Wat is 'wat'?
Vragend voornaamwoord: begin van een vragende zin
                        Ik kan niet bedenken wat de beste manier is om te leren.
Betrekkelijk voornaamwoord: verwijst terug of vervangen door 'datgene wat'
                      Alles wat ik voor je gedaan heb, deed ik met plezier. (betr. vnw)
                     Wat zij laatst heeft verteld, moet je niet geloven. (betr. vnw m.i.a.)
Onbepaald voornaamwoord: vervangbaar door 'iets'
                    Heb jij laatst nog wat leuks gezien op tv?
Onbepaald hoofdtelwoord: vervangbaar door 'een beetje'
                     Vraag Ellen even of ze wat melk voor ons heeft.


Slide 17 - Slide

Begrijp je het?

Slide 18 - Slide

Ik weet niet WAT de oplossing is.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 19 - Quiz

Moet jij mij WAT vertellen?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 20 - Quiz

Dat is het mooiste WAT ik ooit gezien heb.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 21 - Quiz

Kan je mij WAT bijschenken?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 22 - Quiz

Iets WAT je niet begrijpt, moet je navragen.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 23 - Quiz

WAT heb je in het weekend gedaan?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 24 - Quiz

Heeft u nog WAT over voor de geldinzameling?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 25 - Quiz

Heb jij nog WAT kleingeld over?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 26 - Quiz

Aan de slag!
Opdrachten 1, 2 en 5
Bladzijdes 96 + 97
Maandag 14 februari
Alleen en in stilte
Hulp nodig bij opdracht 5? Zie bladzijdes 256 t/m 259
Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan ander huiswerk

Slide 27 - Slide

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg opdrachten 1, 2 en 5 van Grammatica Woordsoorten H3 op de hoek van je tafel (blz. 96 + 97)

Slide 28 - Slide

Grammatica woordsoorten
De woordsoort 'wat'
De woordsoort van wie, die en dat

Slide 29 - Slide

Doel
Aan het eind van deze les weet je wat aanwijzende, vragende, betrekkelijke, onbepaalde voornaamwoorden en onbepaald hoofdtelwoorden zijn en hoe je deze kan herkennen.

Slide 30 - Slide

Wat weet je nog?
Herhaling woordsoorten
- aanwijzend voornaamwoord
- onderschikkende voegwoord
- vragend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord
- onbepaald voornaamwoord
- onbepaald hoofdtelwoord

Slide 31 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Het woord zegt het al; het aanwijzend voornaamwoord wijst (bijna) letterlijk iets of iemand aan.


Je kan 'die' en 'dat' altijd vervangen voor 'deze' of 'dit'.

Deze tafel, dit boek


Slide 32 - Slide

Onderschikkend voegwoord
Een woord dat twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar verbindt.

Nevenschikkend voegwoord: verbindt twee woorden, woordgroepen of twee hoofdzinnen --> en, maar, want, of, dus

Onderschikkend voegwoord: verbindt een bijzin met een hoofdzin

Ik was chagrijnig, omdat ik niet naar de training mocht.
Het is niet handig dat jij het boodschappenlijstje vergeten bent.




Slide 33 - Slide

Vragend voornaamwoord
Het vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen die ergens naar 'vragen'.
De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wiens, wat, wat voor (een), welk en welke

Wat hebben jullie in de vakantie gedaan?
Wie woont er in dat huis op de hoek van de straat?
Ik weet niet meer welk boek ik heb uitgeleend.


Slide 34 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat eerder genoemd is. De bekendste betr. vnw'en zijn die, dat, wie en wat.

Soms kun je wie en wat vervangen door degene die of datgene wat.

De man die daar loopt, draagt een hoed.
Heb jij iets wat ik kan gebruiken?
Laat mij eens zien wat (datgene dat) je onder je tafeltje verbergt. 

Slide 35 - Slide

Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord is alles, (n)iets, iedereen, alle(n), (n)iemand, men(igeen), het, (zo)iets, elk(e), ieder(e), menig(e), ene, (een) zekere, ander(e), vele(n), wat. Het is een woord dat verwijst naar een persoon of zaak die niet bepaald is. Je kunt dit voornaamwoord ook zelfstandig gebruiken, dus zonder dat er een zelfstandig naamwoord achter staat.

Heeft iedereen nog wat moois gekocht op vakantie?
Dit is alles wat men heeft meegenomen. 

Slide 36 - Slide

Telwoorden
- Bepaald hoofdtelwoord: geeft een precies getal aan (acht, 2021)
- Onbepaald hoofdtelwoord: geeft een onduidelijk getal aan (veel, weinig)
                                 Ik heb te weinig geld om die broek te kopen.

- Bepaald rangtelwoord: geeft een precieze plaats in de rij aan (eerste, zevende)
- Onbepaald rangtelwoord: geeft een onduidelijke plaats in de rij aan (laatste, zoveelste)


Slide 37 - Slide

Wat is 'wat'?
Vragend voornaamwoord: begin van een vragende zin
                        Ik kan niet bedenken wat de beste manier is om te leren.
Betrekkelijk voornaamwoord: verwijst terug of vervangen door 'datgene wat'
                      Alles wat ik voor je gedaan heb, deed ik met plezier. (betr. vnw)
                     Wat zij laatst heeft verteld, moet je niet geloven. (betr. vnw m.i.a.)
Onbepaald voornaamwoord: vervangbaar door 'iets'
                    Heb jij laatst nog wat leuks gezien op tv?
Onbepaald hoofdtelwoord: vervangbaar door 'een beetje'
                     Vraag Ellen even of ze wat melk voor ons heeft.


Slide 38 - Slide

Nu jij!

Slide 39 - Slide

WIE van jullie gaat er naar dat toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 40 - Quiz

Wie van jullie gaat er naar DAT toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 41 - Quiz

Wie van jullie gaat er naar dat toneelstuk, DAT in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 42 - Quiz

DEZE diersoorten worden ernstig bedreigd, doordat er jacht op wordt gemaakt.
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 43 - Quiz

Deze diersoorten worden ernstig bedreigd, DOORDAT er jacht op wordt gemaakt.
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 44 - Quiz

Hoe heet DIE jongen ook alweer, die je in zo'n theater in Parijs hebt ontmoet?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 45 - Quiz

Hoe heet die jongen ook alweer, DIE je in zo'n theater in Parijs hebt ontmoet?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 46 - Quiz

Hoe heet die jongen ook alweer, die je in ZO'N theater in Parijs hebt ontmoet?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 47 - Quiz

WAT was de beste oplossing voor dit probleem? Alles wat je maar kon bedenken.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 48 - Quiz

Wat was de beste oplossing voor dit probleem? Alles WAT je maar kon bedenken.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 49 - Quiz

Voor mijn verjaardag heb ik van ALLES wat gekregen wat ik graag wilde hebben.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 50 - Quiz

Voor mijn verjaardag heb ik van alles WAT gekregen wat ik graag wilde hebben.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 51 - Quiz

Voor mijn verjaardag heb ik van alles wat gekregen WAT ik graag wilde hebben.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 52 - Quiz

Aan de slag!

Opdracht 1
Bladzijde 259
Alleen en in stilte




Slide 53 - Slide