Oefentoets Communicatie periode 4

Oefentoets

Communicatie 
Periode 4
Leerjaar 2

25 vragen (open en meerkeuze)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets

Communicatie 
Periode 4
Leerjaar 2

25 vragen (open en meerkeuze)

Slide 1 - Slide

Noem een voorbeeld van interne ruis.

Slide 2 - Open question

Wanneer is redundantie functioneel? Geef een voorbeeld.

Slide 3 - Open question

Wat betekent 'encoderen'?

Slide 4 - Open question

Waarom wijkt jouw referentiekader af van dat van anderen?

Slide 5 - Open question

Noem 3 voorbeelden van media waarmee boodschappen overgebracht kunnen worden.

Slide 6 - Open question

Voorbeeldzin: ‘Waarom staat die muziek zo hard?’
Welke 2 appellerende boodschappen kan deze zin bevatten?

Slide 7 - Open question

'Zondag met Lubach' is een populair en veelbekeken tv-programma. Om je heen hoor je er veel mensen over praten. Welk begrip dat je geleerd hebt heeft hiermee te maken? Leg uit wat het begrip inhoudt.

Slide 8 - Open question

Leg uit wat het begrip ‘framing’ inhoudt.

Slide 9 - Open question

Leg uit wat het begrip ‘priming’ inhoudt.

Slide 10 - Open question

Je hebt geleerd over cognitieve dissonantie. Leg uit wat dit begrip inhoudt.

Slide 11 - Open question

Weidemelkkoeien mogen 120 dagen per jaar naar buiten. Dit is een voorbeeld van:
A
Framing
B
Priming
C
Agenda-setting
D
Cognitieve dissonantie

Slide 12 - Quiz

Stel: reclames van een bekende fitnessketen vallen je opeens op, omdat je zelf van plan bent om bij een sportschool een abonnement te nemen.
Dit is een voorbeeld van:
A
Framing
B
Priming
C
Agenda-setting
D
Cognitieve dissonantie

Slide 13 - Quiz

Door subtiele suggesties te doen, beïnvloed je het koopgedrag van je potentiële klanten. Dit is:
A
Framing
B
Priming
C
Agenda-setting
D
Cognitieve dissonantie

Slide 14 - Quiz

Je slaat een wc-bezoek over omdat je haast hebt en naar huis wilt.
Vervolgens sta je met hoge nood in de file.
Dit is een voorbeeld van:
A
Framing
B
Priming
C
Agenda-setting
D
Cognitieve dissonantie

Slide 15 - Quiz

Als er verkiezingen zijn, worden die breed uitgemeten in de media, zodat iedereen op de hoogte is.
Dit is een voorbeeld van:
A
Framing
B
Priming
C
Agenda-setting
D
Cognitieve dissonantie

Slide 16 - Quiz

Je koopt de groene trui waarover je twijfelde tóch en draagt hem vervolgens nooit.
Dit is een voorbeeld van:
A
Framing
B
Priming
C
Agenda-setting
D
Cognitieve dissonantie

Slide 17 - Quiz

Een klant ziet een frikandelbroodje in een reclamefolder, hoort een medewerker erover praten en ziet het liggen in de vitrine. Hij koopt... een frikandelbroodje. Dit is een voorbeeld van:
A
Framing
B
Priming
C
Agenda-setting
D
Cognitieve dissonantie

Slide 18 - Quiz

Je wisselt van rij in de supermarkt en staat daardoor nog langer in de rij dan wanneer je was blijven staan.
Dit is een voorbeeld van:
A
Framing
B
Priming
C
Agenda-setting
D
Cognitieve dissonantie

Slide 19 - Quiz

Geef een eigen voorbeeld van cognitieve dissonantie.

Slide 20 - Open question

Welke 2 eisen worden er gesteld aan een goede communicatiedoelstelling?

Slide 21 - Open question

Schrijf een communicatiedoelstelling bij de volgende marketingdoelstelling:
‘Binnen 6 maanden een omzetstijging van 2% op de Mc Flurry’

Slide 22 - Open question

Schrijf een communicatiedoelstelling bij de volgende marketingdoelstelling:
Binnen 2 maanden een afzetverhoging van 30 stuks van elektrische fietsen.

Slide 23 - Open question

Wat is het verschil tussen imago en identiteit?

Slide 24 - Open question

Wat houdt de branded identity in?

Slide 25 - Open question

Wat houdt de monolithic identity in?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide