h11

1 / 46
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

SWOT analyse: wat is juist
A
= een bedrijfsanalyse
B
= een interne en externe analyse
C
= sterkte en zwakte-analyse
D
= kansen en bedreigingen analyseren

Slide 30 - Quiz

De O van Swot Analyse betekend
A
Ondernemen
B
Omzet
C
Kansen
D
Ondernemingsplan

Slide 31 - Quiz

Waar staat SWOT voor?
A
Sterktes, wijsheid, kansen en mislukkingen
B
Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen
C
Sterktes, wonderen, ondervraging en bedreigingen
D
Sterktes, zwaktes, kansen en mislukkingen

Slide 32 - Quiz

SWOT-analyse
de W staat voor...
A
weather
B
why
C
weaknesses
D
world of warcraft

Slide 33 - Quiz

Als het in eerste instantie gaat om het behalen van een zo groot mogelijke omzet en winst, heb je het over ...
A
causation
B
effectuation

Slide 34 - Quiz

Bij ... richt de ondernemer zich op partners

A
causation
B
effectuation

Slide 35 - Quiz

Wat is GEEN element van de SWOT-analyse
A
Sterktes
B
Kansen
C
Weerbaarheid
D
Bedreigingen

Slide 36 - Quiz

Wat ondernemers in de praktijk vanuit gezond verstand doen heeft vooral te maken met ...
A
causation
B
effectuation

Slide 37 - Quiz

Bij ... wordt vooraf een plan gemaakt om het gestelde doel te bereiken. Vervolgens worden alle middelen vergaard om dat doel te bereiken.
A
causation
B
effectuation

Slide 38 - Quiz

Welke omschrijving past het best
bij effectuation?
A
Je volgt een recept en koopt daar de ingrediënten voor.
B
Je kijkt wat er nog in de koelkast ligt en maakt daar iets nieuws mee.

Slide 39 - Quiz

Bij ... richt de ondernemer zich op partners

A
causation
B
effectuation

Slide 40 - Quiz

Als Leo naar het casino gaat neemt hij nooit meer dan 100 euro mee. Welk principe wordt hiermee toe gepast?
A
Het 'crazy quilt' - principe
B
Het 'pilot in the plane' - principe
C
Het 'affordable loss' - principe
D
Het 'bird in hand' - principe

Slide 41 - Quiz

11.3
Vriend van Ralf is vormgever
A
Bird in the hand
B
Crazy quilt
C
Lemonade
D
Pilot in the plane

Slide 42 - Quiz

Wat betekent het one bird in the hand principe?
A
Kijk naar wat je niet kan
B
Kijk naar wat je kan

Slide 43 - Quiz

Uit hoeveel onderdelen bestaat een financieel plan?
A
4
B
7
C
5
D
6

Slide 44 - Quiz

In welk plan zet je, je doelgroep?
A
Persoonlijk plan
B
Organisatieplan
C
Marketingplan
D
Financieel plan

Slide 45 - Quiz

huiswerk
m 11.1, 11.2 en 11.5

Slide 46 - Slide