TL - De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Les buts (de doelen)
1. Ik ken de verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord. 
2. Ik kan zelf het bijvoeglijk naamwoord in het Frans maken.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Les buts (de doelen)
1. Ik ken de verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord. 
2. Ik kan zelf het bijvoeglijk naamwoord in het Frans maken.

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Mon frère est grand - Mijn broer is groot

Slide 2 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over...
A
een lidwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
een werkwoord

Slide 3 - Quiz

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Kijk naar de volgende voorbeelden:
Arthur est petit
Arthur et Martin sont petits
Sophie est petite
Sophie et Emma sont petites
Vraag 1
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord in deze zinnen?
Vraag 2
Waarover zegt dit bijvoeglijk naamwoord iets in elke zin?
Vraag 3
Maak nu 4 verschillende regels voor de vorm. Kijk naar het voorbeeld.

Slide 4 - Slide

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es
voorbeeld
voorbeeld
enkelvoud
Il est petit
Elle est petite
meervoud
Ils sont petits
Elles sont petites

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Dan krijgt het geen extra e bij de vrouwelijke vorm.
un garçon timide - une fille timide

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Dan krijgt het geen extra s bij de mannelijke vorm in het meervoud.
un éléphant gris - des éléphants gris

Slide 7 - Slide

Ma mère est ....
A
élégant
B
élégante
C
élégants
D
élégantes

Slide 8 - Quiz

Elle a les cheveux (m) ...
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 9 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Le T-shirt est (vert)

Slide 10 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Ma cousine est (content)

Slide 11 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Les chiens sont (méchant)

Slide 12 - Open question

Samengevat
1. Een bijvoeglijk naamwoord zegt altijd iets over een zelfstandig naamwoord.
2. Kijk of het zelfstandig naamwoord mannelijk/vrouwelijk/meervoud is.
3. Voeg de juiste uitgangen toe aan het bijvoeglijk naamwoord (-/e/s/es)
4. Let op: geen dubbele e of s!

Slide 13 - Slide