14.4 dl2

H14 Zenuwstelsel
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

H14 Zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

Deze les:
- Stopmotion presenteren
- Terugblik 14.4 Impulsoverdracht
- 14.4 Impulsoverdracht dl2: leerdoel 10 Summatie

Slide 2 - Slide

Beschrijf wat er gebeurd bij stap 1 t/m 6

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 14.4
9. Je beschrijft de impulsoverdracht via een synaps
10. Je legt uit wat summatie inhoudt

Slide 4 - Slide

Impulsoverdracht tussen neuronen
Exciterende neurotransmitters
Stimuleren het ontstaan van een impuls in het volgende neuron

bv Acetylcholine, glutamaat, adrenaline, dopamine
Inhiberende neurotransmitters
Remmen het ontstaan van een impuls in het volgende neuron

bv GABA, serotonine

Slide 5 - Slide

Effect van exciteren en inhiberen?
Dopamine (exciterend) en serotonine (inhiberend) komen veel in de hersenen voor en beïnvloeden samen stemming, aandacht en leerprocessen: 

Een verstoord evenwicht tussen deze twee stoffen kan zorgen voor aandoeningen zoals:
- Parkinson (dopamine tekort)
- Schizofrenie (teveel dopamine). 

Slide 6 - Slide

Invloed genotsmiddelen/ toxische stoffen
Alcohol:  
- Waarnemingsvermogen en reactievermogen wordt aanzienlijk minder.  
- Sensorische en motorische impulsgeleiding wordt geremd (inhiberend)  
- Impulsoverdracht in bepaalde synapsen in de hersenen vermindert. 

Morfine, heroïne (pijnstillers):
- Verhindert de impulsoverdracht in bepaalde synapsen.  
- Impulsen die in de hersenen pijngewaarwording veroorzaken kunnen niet ontstaan.

Nicotine:
- Stimuleert de impulsoverdracht in bepaalde synapsen (exciterend)

LSD/XTC/Cocaine:
- Beïnvloeden dopamine- en serotonine afgifte en binding.


Slide 7 - Slide

Impulsoverdracht tussen neuronen
Elk neuron maakt maar één type neurotransmitter en kan dus ook alleen maar óf exciterend óf inhiberend zijn.

Of er een actiepotentiaal in het volgende neuron ontstaat, hangt af van de optelsom (summatie) = het effect van alle exciterende (EPSP) en inhiberende (IPSP) neurotransmitters op het postsynaptische potentiaal. 

Slide 8 - Slide

EPSP + IPSP = summatie
Elk neuron heeft contact met meerdere andere neuronen.

Slide 9 - Slide

EPSP + IPSP = summatie
De EPSP als gevolg van één stimulerende neurotransmitter is meestal te gering om een actiepotentiaal op te wekken.

Slide 10 - Slide

EPSP + IPSP = summatie
De optelsom (summatie) van alle EPSP's en IPSP's op een bepaald moment bepalen of er in het postsynaptisch neuron een actiepotentiaal optreedt.

Slide 11 - Slide

1
2
3
4
Exciterend, inhiberend of niets?

Slide 12 - Slide

Inhiberende neurotransmitter
Exciterende neurotransmitter
1
2
3
4

Slide 13 - Drag question

Verschillende typen schakelingen
 A) Convergentie – Informatie uit verschillende bronnen komt samen bij één neuron.

Slide 14 - Slide

Verschillende typen schakelingen
 B) Divergentie – Informatie uit één bron wordt verspreid naar verschillende bestemmingen.

Slide 15 - Slide

Verschillende typen schakelingen
 C) Parallelcircuit – Eén prikkel veroorzaakt een korte reeks actiepotentialen omdat de parallelwegen verschillend van lengte zijn.

Slide 16 - Slide

Verschillende typen schakelingen
D) Positieve terugkoppeling – Impulsen kunnen circuleren zodat één prikkel een lange reeks actiepotentialen aan de outputkant kan veroorzaken. Het inhiberende neuron kan het proces zo nodig stoppen. Dergelijke circuits kunnen fungeren als ritmegenerator (bijv. voor rillen of krabben). 

Slide 17 - Slide

Verschillende typen schakelingen
E) Negatieve terugkoppeling – Hierdoor wordt een limiet gesteld aan de vuur-frequentie van het output-neuron; van belang om overstimulatie van bijvoorbeeld spiervezels te voorkomen. 

Slide 18 - Slide

Verschillende typen schakelingen
F) Reciproke inhibitie (wederkerige remming) – Een belangrijk mechanisme dat o.a. gebruikt wordt in het motorische systeem: aanspanning van een buigspier leidt automatisch tot ontspanning van een strekspier, en andersom. 
Het circuit is ook bruikbaar voor functies als contrastversterking en ruisonderdrukking. 

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
- Maken 14.4 opdrachten bij leerdoelen 9 en 10

Slide 20 - Slide