This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H5BE flex
Constante en variabele kosten
Slide 1 - Slide
Geef twee voorbeelden van inkoopkosten.
Slide 2 - Open question
Geef twee voorbeelden van verkoopkosten.
Slide 3 - Open question
Geef twee voorbeelden van financieringskosten.
Slide 4 - Open question
Geef twee voorbeelden van algemene kosten.
Slide 5 - Open question
Geef drie voorbeelden van constante kosten van een taxicentrale.
Slide 6 - Open question
Constante kosten
Variabele kosten
Een taxichauffeur (zzp’er) schrijft zijn auto af op basis van het aantal gereden kilometers.
Het frietvet van een patatkraam waarin de frietjes goudgeel gebakken worden en dat dagelijks ververst moet worden.
De interestkosten op een lineaire lening die een onderneming bij de bank heeft afgesloten.
Slide 7 - Drag question
Constante kosten
Variabele kosten
De loonkosten van een taxichauffeur in dienst van een taxicentrale.
Het loon van een glazenwasser in dienst van een glazenwassersbedrijf. Aan klanten wordt € 2 per raam in rekening gebracht voor het ramenlappen.
De jaarlijkse afschrijving op de auto’s van een autoverhuurbedrijf.
Slide 8 - Drag question
Sinterklaas is weer in aantocht. In week 45 kocht Bauke zijn eerste speculaaspoppen van het jaar om te verkopen in zijn snoepwinkeltje. De inkoopprijs per speculaaspop bedroeg € 1,40 exclusief btw en Bauke kocht er 40. Bauke heeft in week 45 wel 27 speculaaspoppen verkocht voor € 2,50 per stuk.
1. Bereken waarde van de inkopen over week 45.
Slide 9 - Slide
Sinterklaas is weer in aantocht. In week 45 kocht Bauke zijn eerste speculaaspoppen van het jaar om te verkopen in zijn snoepwinkeltje. De inkoopprijs per speculaaspop bedroeg € 1,40 exclusief btw en Bauke kocht er 40. Bauke heeft in week 45 wel 27 speculaaspoppen verkocht voor € 2,50 per stuk.
2. Bereken de inkoopwaarde van de omzet van speculaaspoppen in week 46 bij Bauke.
Slide 10 - Slide
Sinterklaas is weer in aantocht. In week 45 kocht Bauke zijn eerste speculaaspoppen van het jaar om te verkopen in zijn snoepwinkeltje. De inkoopprijs per speculaaspop bedroeg € 1,40 exclusief btw en Bauke kocht er 40. Bauke heeft in week 45 wel 27 speculaaspoppen verkocht voor € 2,50 per stuk.
3. Bereken de waarde van de voorraad aan speculaaspoppen aan het einde van week 45.
Slide 11 - Slide
Sinterklaas is weer in aantocht. In week 45 kocht Bauke zijn eerste speculaaspoppen van het jaar om te verkopen in zijn snoepwinkeltje. De inkoopprijs per speculaaspop bedroeg € 1,40 exclusief btw en Bauke kocht er 40. Bauke heeft in week 45 wel 27 speculaaspoppen verkocht voor € 2,50 per stuk.
4. Beschrijf het verschil tussen de inkoopwaarde van de omzet en inkopen.
Slide 12 - Slide
Een transportondernemer heeft op 1 januari 2009 een vrachtwagen aangeschaft voor € 242.000 inclusief 21% btw. De ondernemer schat de economische levensduur van de vrachtwagen op 12 jaar. Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde. Over delen van een jaar schrijft de ondernemer naar evenredigheid af. De restwaarde schat hij op € 20.000 exclusief btw.
1. Bereken de boekwaarde op 1 juli 2019.
Slide 13 - Slide
1. Bereken de boekwaarde op 1 juli 2019.
1. Bereken de boekwaarde op 1 juli 2019.
242.000 / 1,21 = 200.000
(A - R) / n = (200.000 - 20.000)/ (12x12)
= 1.250 per maand
boekwaarde 1 juli = 200.000 - (6 x 1.250) = 192.500
Slide 14 - Slide
Een transportondernemer heeft op 1 januari 2009 een vrachtwagen aangeschaft voor € 242.000 inclusief 21% btw. De ondernemer schat de economische levensduur van de vrachtwagen op 12 jaar. Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde. Over delen van een jaar schrijft de ondernemer naar evenredigheid af. De restwaarde schat hij op € 20.000 exclusief btw.
Op 1 oktober 2019 verkoopt de transportondernemer de vrachtwagen voor € 145.000 exclusief 21% btw.
2. Bereken het incidentele resultaat bij de verkoop van de vrachtwagen. Geef aan of dit resultaat voordelig of nadelig is.
Slide 15 - Slide
Op 1 oktober 2019 verkoopt de transportondernemer de vrachtwagen voor € 145.000 exclusief 21% btw.
2. Bereken het incidentele resultaat bij de verkoop van de vrachtwagen. Geef aan of dit resultaat voordelig of nadelig is.
Boekwaarde 1 oktober:
200.000 - (9 x 1.250) = 188.750
Resultaat: 145.000 - 188.750 = 43.750 negatief
Slide 16 - Slide
Een ondernemer kan maximaal 10.000 vuilnisbakken legen per week. Hij leegt nu 7.000 vuilnisbakken. De variabele kosten bedragen € 5 per geleegde vuilnisbak en zijn proportioneel variabel. De constante kosten bedragen € 25.000.
1. Bereken de totale kosten.
Slide 17 - Slide
Een ondernemer kan maximaal 10.000 vuilnisbakken legen per week. Hij leegt nu 7.000 vuilnisbakken. De variabele kosten bedragen € 5 per geleegde vuilnisbak en zijn proportioneel variabel. De constante kosten bedragen € 25.000.
1. Bereken de totale kosten.
1. 25.000 + 7.000 x 5 = € 60.000,-
Slide 18 - Slide
Een ondernemer kan maximaal 10.000 vuilnisbakken legen per week. Hij leegt nu 7.000 vuilnisbakken. De variabele kosten bedragen € 5 per geleegde vuilnisbak en zijn proportioneel variabel. De constante kosten bedragen € 25.000.
2. Wat gebeurt er met de constante kosten per eenheid product als de productie stijgt? Motiveer je antwoord.
Slide 19 - Slide
2. Wat gebeurt er met de constante kosten per eenheid product als de productie stijgt? Motiveer je antwoord.
2. Die nemen af omdat een constant bedrag gedeeld wordt door een steeds grotere productie.
Slide 20 - Slide
Een producent van elektrische bladblazers beschikt over de volgende gegevens betreffende de afzet en de kosten per maand.