V4 - Les 6 - lugar de la fiesta ser estar hay y vocabulario ropa

Clase de español V4 - 90 min
viernes, 23 de septiembre de 2022
Objetivo
Describir el lugar de la fiesta
Describir la ropa tradicional
1 / 43
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Clase de español V4 - 90 min
viernes, 23 de septiembre de 2022
Objetivo
Describir el lugar de la fiesta
Describir la ropa tradicional

Slide 1 - Slide

Un vídeo

¿Qué se celebra?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat wordt er gevierd en La noche de San Juan en welke dingen vallen je op?

Slide 4 - Open question

La clase anterior
Habla con tu compañero de clase sobre la clase de la semana pasada con ayuda de las imágenes en holandés:
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Repaso de los deberes 

Slide 6 - Slide

Ejercicio 1:
1. es, soy
(uiterlijk)
2. es
(beroep)
3. está
(plek)
4. están
(plek)
5. estás
(tijdelijke emotie)
6. estamos
(tijdelijke emotie)
7 soy (nationaliteit)
8. son (beroep)
9. está (plek, ligging)
10. es (in betekenis van rijk ser, anders lekker estar)
Ejercicio 2
1. es (datum)
2. es (tijd)
3. es (bezit)
4. es (beroep)
5. es (dag)
6. están (tijdelijk, door hoy)
7. está (mening)
8. es (nationaliteit)
9. es (kleur, eigenschap)
10. es (feit)
timer
2:00

Slide 7 - Slide

Ejercicio 3 página 19
1. Estoy en Barcelona ahora.
2. Mis padres son holandeses.
3. Mi hermano es muy ambicioso y ijverig
4. Mi novio es alto y delgado.
5. Tu novia es super sexy.
6. La paella de la señora Ballesteros está muy rica.
7. iEstás muy guapa hoy!
8. ¿Los exámenes están en la mesa?
9. Hoy está nublado.
10. Mi madre está hoy enferma.
timer
2:00

Slide 8 - Slide

¿Qué es correcto?
A
he, has, ha, hamos, habéis, han
B
he has ha hemos habáis han
C
he has ha hamos habáis han
D
he has ha hemos habéis han

Slide 9 - Quiz

¿Qué verbo es irregular en el perfecto?
A
pedir
B
dormir
C
decir
D
vivir

Slide 10 - Quiz

Geef het voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden:
1. hacer
2. ver
3. volver
4. poner
5. decir
6. abrir
timer
2:00

Slide 11 - Open question

Hoe iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER
un, una, unos, unas
muchos, muchas, pocos, pocas
Tijd en datum
Mentale gesteldheid
Karakter
Tijdelijke fysieke toestand

Slide 12 - Drag question

Feedback op jullie tekst
Het feest wordt gevierd = la fiesta se celebra
Ik zit in de 4e klas = Estoy en el cuarto curso / año
Wij gaan praten over = Vamos a hablar sobre
la clase (vrouwelijk)
la gente (vrouwelijk en enkelvoud) = de mensen
Elke zin moet een vervoegd werkwoord hebben.
Wij hebben La Tomatina bezocht = Hemos visitado La T.

Slide 13 - Slide

Tekst moet nu af in 15 minuten
Daarna verder

Ben je eerder klaar, dan ga je verder in de klas van lessonup met les 6

Slide 14 - Slide

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal

Slide 15 - Slide

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheden zijn er?
Wat kan je er allemaal doen?
Met wie waren jullie daar?


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Practicar a presentar - 1
 Primero vas a practicar con tu compañero.

Levántate (= sta op)
Lee tu texto en voz alta (= lees je tekst hardop voor)
Je partner luistert goed en geeft feedback op de uitspraak

Slide 17 - Slide

Practicar a presentar - 2

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op gebruik van ser, hay en estar


Slide 18 - Slide

Buscar información sobre la ropa
Maak een nieuwe pagina aan in classnotebook met als titel: kleding.
Beantwoord deze vragen in het Nederlands en zet de bron erbij.
1. Welke kleding dragen de Spanjaarden tijdens het feest?
2. Van welke kleur en materiaal is die kleding?
3. Is het een typische klederdracht?
4. Dragen kinderen iets anders?

timer
10:00

Slide 19 - Slide

1. Wat ik al goed kan is ...
2. Wat ik vandaag nieuw heb geleerd is ...
3. Wat ik nog moeilijk vind is ...

Slide 20 - Open question

Los deberes para ...
Miércoles: 
Maken teksten 6 y 7  pag. 44 en 45 van je reader (ook markeren in tekst waar het antwoord staat)
Leren vocabulaire spa-ned en ned-spa pagina 11 en 12

Viernes:
maak in classnotebook de tekst over kleding af in het Nederlands.
Maak een nieuwe pagina aan in classnote book over eten/drinken op het feest in het Nederlands
leren hay/ser/estar regels en vervoegingen
leren vocabulaire la comida y la bebida SP-NL p. 8, 9 en 10

Slide 21 - Slide

timer
2:00
Escribe en español 5 palabras sobre la ropa

Slide 22 - Mind map

Mira este vídeo sobre una fiesta española y escribe lo que llevaban las personas 
(en el imperfecto)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Escribe ahora 2 frases en español sobre la ropa de las personas en el vídeo (frases con verbos)
timer
2:00

Slide 25 - Open question

Escribir sobre la ropa
Zoek op je telefoon en geef antwoord op deze vragen in het Nederlands zo volledig mogelijk:
  1. Wat dragen de Spanjaarden tijdens het feest?
  2. Is het typische klederdracht?
  3. Wat dragen de kinderen, iets anders?
  4. Waarom dragen ze die kleren?.
timer
4:00

Slide 26 - Slide

Escribir sobre la ropa
En schrijf nu in het Spaans in je schrift zonder je mobiel te gebruiken (reader mag): Let op je bent aan het beschrijven dus welke tijd moet je gebruiken?
  1. Wat droegen de Spanjaarden tijdens het feest?
  2. Zagen ze er mooi uit?
  3. Was het typische klederdracht?
  4. Wat droegen de kinderen, iets anders?
  5. Waarom droegen ze die kleren?
  6. Wat had jij aan? Verkleed je en maak een selfie zodat het lijkt alsof je er echt bent geweest.
timer
10:00

Slide 27 - Slide

La evaluación
Ik loop op schema met de onderwerpen van de presentatie
Ik weet helemaal niet wat ik aan het leren ben bij Spaans en waarvoor ik dat moet weten.
Ik kan goed meedoen in de les en ik ben trots op mezelf hoe ik in het Spaans kan schrijven.
De imperfecto vind ik een moeilijke tijd en ik moet dat goed leren.

Slide 28 - Poll

Los deberes
aprender vocabulario 111 t/m 117 esp-hol y hol-esp
Aprender imperfecto (lessonup les 8 / aantekeningen)
Na het leren: Hacer ejercicio 12 (alleen eerste kolom)
Na het leren: Hacer ejercicio 13
aprender hay/ser/estar (lessonup les 6 /aantekeningen)
aprender perfecto (aantekeningen)

Slide 29 - Slide

Wat wordt er gevierd en La noche de San Juan en welke dingen vallen je op?

Slide 30 - Open question

Wat wordt er gevierd en La noche de San Juan en welke dingen vallen je op?

Slide 31 - Open question

timer
1:00
Escribe lo que has visto pero no sabía en holandés.

Slide 32 - Mind map

Hoy en clase
La clase anterior
ser, estar o hay
Escribir II párrafo: el lugar de la fiesta
La evaluación
La preparación para el lunes

Slide 33 - Slide

La clase de hoy

objetivos: 
Repasar hay/ser/estar
Escribir sobre el lugar de la fiesta

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Hoe iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER
un, una, unos, unas
muchos, muchas, pocos, pocas
Tijd en datum
Mentale gesteldheid
Karakter
Tijdelijke fysieke toestand

Slide 36 - Drag question

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Welke bezienswaardigheid is er
Met wie waren jullie daar?


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
10:00

Slide 39 - Slide

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op gebruik van ser, hay en estar


Slide 40 - Slide

Buscar información sobre la ropa
Maak een nieuwe pagina aan in classnotebook met als titel: kleding.
Beantwoord deze vragen in het Nederlands en zet de bron erbij.
1. Welke kleding dragen de Spanjaarden tijdens het feest?
2. Van welke kleur en materiaal is die kleding?
3. Is het een typische klederdracht?
4. Dragen kinderen iets anders?

timer
10:00

Slide 41 - Slide

1. Wat ik al goed kan is ...
2. Wat ik vandaag nieuw heb geleerd is ...
3. Wat ik nog moeilijk vind is ...

Slide 42 - Open question

La preparación para:
Martes: 
Maken teksten 6 y 7  pag. 44 en 45 van je reader (ook markeren in tekst)
Leren vocabulaire spa-ned pagina 11 en 12

Jueves:
maak in classnotebook de tekst over kleding af in het Nederlands.
Maak een nieuwe pagina aan in classnote book over eten/drinken op het feest in het Nederlands
leren hay/ser/estar regels en vervoegingen
leren vocabulaire ned-spa 11 en 12

Slide 43 - Slide